ECLI:NL:GHAMS:2020:1191

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 mei 2020
Publicatiedatum
7 mei 2020
Zaaknummer
23-004608-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis inzake invoer cocaïne via luchthaven met ongeloofwaardig alternatief scenario

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 mei 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 16 december 2019. De verdachte, geboren in Suriname in 1964 en thans gedetineerd in Detentiecentrum Schiphol, was veroordeeld voor de invoer van cocaïne via de luchthaven Schiphol. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin hij was veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van de bewijsoverweging en een gedeeltelijke vervanging van de strafmotivering.

De verdachte had aangevoerd dat hij niet op de hoogte was van de cocaïne in zijn handbagage en dat hij 'er in is geluisd'. Hij stelde dat zijn trolley op verzoek van de bemanning in het ruim van het vliegtuig was geplaatst, waarna de citrusvruchten met cocaïne in zijn handbagage zouden zijn gestopt. Het hof achtte dit scenario ongeloofwaardig en oordeelde dat de verdachte bekend moest zijn met de inhoud van zijn bagage. De rechtbank had eerder al vastgesteld dat de verdachte op 2 september 2019 met een vlucht vanuit Suriname was aangekomen op Schiphol, waar in zijn trolley citrusvruchten met cocaïne werden aangetroffen.

Het hof concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de verdachte vrijpleiten van zijn verantwoordelijkheid. De stelling van de verdachte dat de verbalisant niet naar waarheid had gerapporteerd, werd eveneens verworpen. Het hof bevestigde de straf van dertig maanden gevangenisstraf, waarbij het de ernst van het bewezen verklaarde feit in aanmerking nam. De beslissing van het hof werd genomen na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004608-19
datum uitspraak: 7 mei 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 16 december 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-211694-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1964,
thans gedetineerd in Detentiecentrum Schiphol HvB te Badhoevedorp.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
23 april 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, met dien verstande dat het hof:
  • de bewijsoverweging van de rechtbank (onder kopje 3.4) vervangt, en;
  • de laatste zin van de strafmotivering van de rechtbank (onder kopje 6.3), te weten:

Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
vervangt door de zinnen:

Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde feit is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een vrijheidsbenemende straf. Het hof acht, alles afwegende, de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden passend en geboden.’.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw van de verdachte heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is – kort gezegd – aangevoerd dat de verdachte niet wist dat in zijn trolley cocaïne aanwezig was.
Evenals de rechtbank stelt het hof voorop dat in zaken als deze als uitgangspunt geldt dat een passagier die per vliegtuig bagage met zich voert bekend is met de inhoud daarvan.
Dit uitgangspunt lijdt slechts uitzondering, indien sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan moet worden geoordeeld dat de passagier met de inhoud van de koffer niet bekend was.
Onbetwist is dat in de trolley van de verdachte citrusvruchten met daarin cocaïne bij aankomst in Nederland op Schiphol werden aangetroffen.
Uit de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen volgt dat de verdachte op 2 september 2019 met een vlucht vanuit Suriname is aangekomen op Schiphol. In het proces-verbaal van bevindingen is door verbalisant [verbalisant] vervolgens gerelateerd dat de verdachte hierbij als handbagage een trolley met zich voerde, die – zo later bleek – sinaasappels met daarin cocaïne bevatte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep gesteld dat hij “er in is geluisd” en dat de voornoemde verbalisant het proces-verbaal niet naar waarheid heeft opgemaakt. De verdachte had de trolley niet als handbagage bij zich toen hij door de verbalisant werd aangesproken, want die was door het cabinepersoneel op Sanderij van hem afgenomen en in het ruim van het vliegtuig geplaatst. Dat de verdachte tegenover de verbalisant over de sinaasappels heeft verklaard is ook niet juist.
Het dossier bevat geen aanwijzingen voor de juistheid van het door de verdachte geschetste alternatieve scenario dat hij zijn handbagage in Suriname op verzoek van de bemanning had afgegeven om in het ruim te worden vervoerd, waarna – zo begrijpt het hof de stelling van de verdachte – de citrusvruchten met cocaïne door anderen in zijn handbagage zouden zijn gestopt.
De stelling van de verdachte voor zover die inhoudt dat de verbalisant in het ambtsedig opgemaakte proces-verbaal niet geheel naar waarheid heeft gerelateerd is, bij gebreke aan enige aanwijzing daartoe en gelet op het bepaalde in artikel 344 van het Wetboek van Strafvordering, niet aannemelijk.
Gelet op het voorgaande acht het hof het door de verdachte geschetste scenario niet aannemelijk en schuift die verklaring als ongeloofwaardig ter zijde.
Nu overigens geen feiten en omstandigheden aannemelijk zijn geworden die tot een uitzondering op het voor genoemde uitgangspunt nopen, kan ook aangenomen worden dat de verdachte wist dat hij cocaïne verpakt in citrusvruchten binnen Nederland heeft gebracht.
Het verweer wordt ook in hoger beroep verworpen.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.H.C. van Ginhoven, mr. M.J.A. Plaisier en mr. K.J. Veenstra, in tegenwoordigheid van
mr. C. Roseboom, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
7 mei 2020.
=========================================================================
[…]