Op 7 mei 2020 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, waarbij de verdachte was veroordeeld voor de invoer van 12 kilogram cocaïne. Het hof bevestigde het vonnis, met uitzondering van de opgelegde gevangenisstraf, die werd aangepast. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, maar het hof besloot een deel van deze straf voorwaardelijk op te leggen, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Tijdens de zitting op 23 april 2020 werd vastgesteld dat de verdachte gezondheidsproblemen had en dat haar situatie in detentie was verslechterd. Ook speelde de verslechterde gezondheid van haar partner in Suriname een rol in de beslissing van het hof. Het hof oordeelde dat de ernst van het feit, de invoer van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne, een gevangenisstraf van aanzienlijke duur rechtvaardigde, maar dat er ook ruimte was voor een voorwaardelijk deel van de straf. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank voor wat betreft de gevangenisstraf en legde een nieuwe straf op van 48 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk. Het hof bevestigde het vonnis voor het overige, met inachtneming van de overwegingen die in de uitspraak zijn opgenomen.