ECLI:NL:GHAMS:2020:1190

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 mei 2020
Publicatiedatum
7 mei 2020
Zaaknummer
23-004547-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanpassing van de gevangenisstraf en strafmotivering in drugshandelzaak

Op 7 mei 2020 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, waarbij de verdachte was veroordeeld voor de invoer van 12 kilogram cocaïne. Het hof bevestigde het vonnis, met uitzondering van de opgelegde gevangenisstraf, die werd aangepast. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, maar het hof besloot een deel van deze straf voorwaardelijk op te leggen, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Tijdens de zitting op 23 april 2020 werd vastgesteld dat de verdachte gezondheidsproblemen had en dat haar situatie in detentie was verslechterd. Ook speelde de verslechterde gezondheid van haar partner in Suriname een rol in de beslissing van het hof. Het hof oordeelde dat de ernst van het feit, de invoer van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne, een gevangenisstraf van aanzienlijke duur rechtvaardigde, maar dat er ook ruimte was voor een voorwaardelijk deel van de straf. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank voor wat betreft de gevangenisstraf en legde een nieuwe straf op van 48 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk. Het hof bevestigde het vonnis voor het overige, met inachtneming van de overwegingen die in de uitspraak zijn opgenomen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004547-19
datum uitspraak: 7 mei 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 10 december 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-201820-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1957,
thans gedetineerd in PI Zuid-Oost, locatie Ter Peel, te Evertsoord.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
23 april 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met vervanging van de strafmotivering en de bewijsconstructie door de navolgende.

Bewijsmiddelen

Nu de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en door of namens haar geen vrijspraak is bepleit, volstaat het hof met de navolgende opsomming van de bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, Sv:
de bekennende verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 23 april 2020;
een proces-verbaal van aanhouding van 21 augustus 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (dossierpagina’s 81 tot en met 84);
een proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen van 21 augustus 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3] (dossierpagina’s 124 tot en met 128);
een proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen van 21 augustus 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 4] en [verbalisant 5] (dossierpagina’s 56 tot en met 60);
een geschrift, te weten een rapport van het Douane Laboratorium met nummer [nummer 1] van 29 augustus 2019, opgesteld door de wetenschappelijk medewerker [naam] (los opgenomen); en
een geschrift, te weten een rapport van het Douane Laboratorium met nummer [nummer 2] van 29 augustus 2019, opgesteld door de wetenschappelijk medewerker [naam] (los opgenomen).
De hiervoor vermelde bewijsmiddelen, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5° van het Wetboek van Strafvordering betreft, zijn telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.

De op te leggen gevangenisstraf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde gevangenisstraf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft verzocht een gevangenisstraf op te leggen met een onvoorwaardelijk deel dat gelijk is aan het ondergane voorarrest en met een voorwaardelijk deel van aanzienlijke duur, zulks in verband met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Daarbij is in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk invoeren van ongeveer 12 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard dat deze bestemd moet zijn geweest voor de verdere verspreiding en handel. De verspreiding van harddrugs en de handel daarin gaan gepaard met allerlei soorten van gebruikerscriminaliteit en vormen – gelet op de schadelijkheid voor personen – een bedreiging voor de volksgezondheid. Gelet op de ernst van het feit, is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Het hof heeft gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd. Deze straffen hebben hun weerslag gevonden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor de invoer van hoeveelheden harddrugs van 10.000 tot 20.000 gram wordt daarin een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 48 tot 60 maanden als uitgangspunt genoemd. In lijn met deze oriëntatiepunten, acht het hof de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden op zich passend.
Met de raadsman ziet het hof in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte echter aanleiding een deel van deze gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen, waarmee het hof tevens beoogt de verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Uit de in hoger beroep overgelegde stukken volgt dat de verdachte verschillende problemen met haar gezondheid heeft en dat haar gezondheid in detentie verder is verslechterd. Door de beperkingen die het Covid-19 virus (het Coronavirus) meebrengt voor het ondergaan van medische behandelingen is bovendien een voor de verdachte belangrijke ingreep in het ziekenhuis uitgesteld, waardoor de detentie haar extra zwaar valt.
Voorts is ter terechtzitting in hoger beroep gebleken dat de gezondheidstoestand van de partner van de verdachte, die zich in Suriname bevindt, sinds januari 2020 is verslechterd. Hij is hulpbehoevend en het is wenselijk dat deze hulp op termijn weer door de verdachte kan worden verleend.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
48 (achtenveertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
18 (achttien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.H.C. van Ginhoven, mr. M.J.A. Plaisier en mr. K.J. Veenstra, in tegenwoordigheid van
mr. C. Roseboom, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
7 mei 2020.
Mr. M.J.A. Plaisier en mr. C. Roseboom zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]