ECLI:NL:GHAMS:2020:1176

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 maart 2020
Publicatiedatum
30 april 2020
Zaaknummer
23-000237-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot terugwijzing afgewezen; Diefstal bewezen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1976 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was in eerste aanleg veroordeeld voor diefstal van een tas van het merk Louis Vuitton, die onder andere een Apple Macbook bevatte. De politierechter had de zaak bij verstek behandeld, wat leidde tot een verzoek van de raadsman om de zaak terug te wijzen naar de rechtbank. De raadsman voerde aan dat hij te laat was aangekomen en dat de politierechter niet had gewacht op zijn komst. Het hof heeft dit verzoek afgewezen, omdat de dagvaarding op de juiste wijze was betekend en de raadsman op de hoogte was van de zitting. Het hof oordeelde dat er geen reden was om de behandeling in eerste aanleg nietig te verklaren.

Het hof heeft vervolgens de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte de tas had weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. De verdachte had de tas aangetroffen in een voorportiek van een restaurant en had geen navraag gedaan of deze aan iemand toebehoorde. Het hof achtte de verklaring van de verdachte, dat zij als dakloze blij was met het vinden van de tas, niet overtuigend genoeg om het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening te weerleggen. Het hof heeft het primair ten laste gelegde bewezen verklaard en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 dagen, gelijk aan de straf die in eerste aanleg was opgelegd. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen tot een bedrag van € 21,49, terwijl de overige vorderingen niet-ontvankelijk zijn verklaard.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000237-19
datum uitspraak: 24 maart 2020
VERSTEK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 21 januari 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-262470-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
adres: zonder bekende woon- of verblijfplaats.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
10 maart 2020.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Verzoek tot terugwijzing

De raadsman heeft bij appelschriftuur van 25 januari 2019 verzocht de zaak terug te wijzen naar de rechtbank en daartoe aangevoerd dat de politierechter ten onrechte de zaak bij verstek heeft behandeld. De raadsman liep enige vertraging op bij de ingang van de rechtbank en heeft daardoor de aanvang van het onderzoek ter terechtzitting gemist. De politierechter had zich ervan moeten vergewissen dat de raadsman niet ter terechtzitting zou verschijnen, nu hij zich had gesteld als raadsman en de verdachte niet ter terechtzitting was verschenen. De raadsman betoogt ook dat het onjuist is dat de politierechter niet vijf minuten heeft gewacht alvorens aan te vangen met het onderzoek, nu het foutieve (oude) adres van de rechtbank vermeld stond op de dagvaarding. Aangezien de politierechter niettemin de zaak buiten aanwezigheid van een gemachtigd raadsman heeft behandeld, dient de behandeling in de eerste instantie nietig te worden verklaard en opnieuw te worden aangevangen, nu de verdachte recht heeft op behandeling in twee feitelijke instanties.
Het hof wijst het verzoek om terugwijzing af en overweegt hieromtrent als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad wordt ingevolge artikel 423, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), indien de hoofdzaak door de rechtbank is beslist, de zaak door het hof niet teruggewezen naar de eerste rechter op de grond dat de verdachte een aanleg heeft ontbeerd, tenzij de behandeling in eerste aanleg niet door een onpartijdige rechter heeft plaatsgevonden dan wel indien een van de personen die een kern rol vervullen – waaronder de raadsman van de verdachte – bij het onderzoek ter terechtzitting niet is verschenen, terwijl hij niet op de bij de wet voorgeschreven wijze van de terechtzitting op de hoogte is gebracht of anderszins is gebleken dat hij daarvan op de hoogte was.
In de onderhavige zaak is de dagvaarding voor de terechtzitting in eerste aanleg op de bij wet voorgeschreven wijze betekend. Voorts blijkt uit een van de raadsman afkomstig e-mailbericht van
2 januari 2019 dat de raadsman op de hoogte was van de datum en het tijdstip van de zitting. Bij die stand van zaken behoefde de politierechter geen aanvullende inspanningen te verrichten om zich ervan te vergewissen dat de raadsman niet ter terechtzitting zou verschijnen. Ook anderszins is geen sprake van een geval als hiervoor vermeld, zodat het verzoek tot terugwijzing wordt afgewezen.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
zij op of omstreeks 20 december 2018 te Amsterdam een tas, merk Louis Vuitton, inhoudende onder meer een Apple Macbook, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
subsidiair:
zij op of omstreeks 20 december 2018 te Amsterdam opzettelijk een tas, merk Louis Vuitton, inhoudende onder meer een Apple Macbook, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als vinder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft bij appelschriftuur van 25 januari 2019 aangevoerd dat de verdachte zich niet kan vinden in de bewezenverklaring.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft de laptoptas van de aangever aangetroffen in een voorportiek van een restaurant. Zij heeft bij het restaurant geen navraag gedaan of een van de gasten een tas in het voorportiek had laten staan en de tas meegenomen. Het hof acht de verklaring van de verdachte van belang zoals zij die heeft afgelegd bij de politie, inhoudende dat zij de tas heeft meegenomen en dat als dakloze mensen zulke spullen vinden, zij daar blij mee zijn en die spullen meenemen. Hieruit blijkt het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening.
Op grond van het voorgaande en de overige bewijsmiddelen acht het hof het primair ten laste gelegde bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 20 december 2018 te Amsterdam een tas, merk Louis Vuitton, inhoudende onder meer een Apple Macbook, toebehorende aan [benadeelde], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 dagen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een laptoptas van het merk Louis Vuitton, inhoudende onder andere een Apple Macbook. Diefstal is een ergerlijk feit dat schade en hinder veroorzaakt voor gedupeerden. Daar komt bij dat het waardevolle spullen zijn, waarvan de verdachte zich bewust had moeten zijn. De verdachte heeft geen respect voor andermans eigendom. Het hof rekent het de verdachte aan dat zij de laptoptas heeft weggenomen uit een voorportiek van een restaurant waar gasten dienen te wachten voordat zij een tafel in het restaurant toebedeeld krijgen. Dit draagt bij aan gevoelens van onveiligheid dat ook in dergelijke gelegenheden spullen niet uit het oog verloren kunnen worden.
Het hof vindt de voornoemde omstandigheden van dien aard dat slechts een gevangenisstraf een passende sanctie is. Het hof neemt daarbij in aanmerking de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Het hof ziet dan ook geen aanleiding om af te wijken van de straf zoals die door de politierechter is opgelegd.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 126,49. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 21,49. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat de resterende opgegeven posten onvoldoende zijn onderbouwd en dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) dagen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 21,49 (eenentwintig euro en negenenveertig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], ter zake van het primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 21,49 (eenentwintig euro en negenenveertig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste
1 (één) dag.Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 20 december 2018.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.R.O Mooy, mr. A.P.M. van Rijn en mr. M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van R. Vosman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 maart 2020.
mr. A.P.M. van Rijn is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
mr. M.A.H. van Dalen-van Bekkum is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]