ECLI:NL:GHAMS:2020:115

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 januari 2020
Publicatiedatum
22 januari 2020
Zaaknummer
200.253.583/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geldvordering in kort geding met betrekking tot douanerechten en verzending van goederen vanuit China

In deze zaak gaat het om een geldvordering in kort geding tussen Ying Hua International GmbH en Cchain Global B.V. Ying Hua heeft in hoger beroep beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam, waarin zij werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 652.262,55 aan Cchain. Cchain heeft diensten verleend aan Ying Hua met betrekking tot de verzending van goederen vanuit China naar de Europese Unie, maar een aanzienlijk bedrag bleef onbetaald. De voorzieningenrechter had de vordering van Cchain tot betaling van administratiekosten afgewezen. In hoger beroep heeft Ying Hua geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en de vorderingen van Cchain zal afwijzen, terwijl Cchain heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis. Het hof heeft de feiten samengevat en vastgesteld dat er een overeenkomst bestond tussen partijen over de betalingscondities. Het hof oordeelt dat het onbetaald gebleven bedrag van € 652.262,55 verschuldigd en opeisbaar is. De grieven van Ying Hua falen grotendeels, maar het hof heeft de vordering tot betaling van € 652.262,55 gedeeltelijk toegewezen, waarbij het bedrag is verlaagd naar € 400.000,00. Cchain is veroordeeld tot terugbetaling van eventuele te veel betaalde bedragen door Ying Hua. De kosten van het geding zijn toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partij.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.253.583/01
zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/654771 / KG ZA 18-1021
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 21 januari 2020
inzake
de rechtspersoon naar Duits recht
YING HUA INTERNATIONAL GmbH,
gevestigd te Buchholz in der Nordheide, Duitsland,
appellante,
tevens incidenteel geïntimeerde,
advocaat: mr. J.H. Fellinger te Amsterdam,
tegen
CCHAIN GLOBAL B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
tevens incidenteel appellante,
advocaat: mr. C.H.J.M. Abeln te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Ying Hua en Cchain genoemd.
Ying Hua is bij dagvaarding van 26 november 2018 in hoger beroep gekomen tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de voorzieningenrechter) van 31 oktober 2018, onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen Cchain als eiseres in conventie, verweerster in reconventie en Ying Hua als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel appel;
- memorie van antwoord in incidenteel appel, met producties.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Ying Hua heeft in principaal appel geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en – uitvoerbaar bij voorraad – de vorderingen van Cchain alsnog zal afwijzen, met veroordeling van Cchain tot terugbetaling van hetgeen Ying Hua ter uitvoering van het bestreden vonnis heeft betaald, met rente, en in de kosten van het geding in beide instanties, met nakosten en rente.
Cchain heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis gedeeltelijk zal bekrachtigen en – uitvoerbaar bij voorraad – de in eerste aanleg door haar gevorderde administratiekosten alsnog zal toewijzen, met veroordeling van Ying Hua in de kosten van het geding in beide instanties.
Ying Hua heeft in incidenteel appel geconcludeerd tot verwerping en veroordeling van Cchain in de kosten van het incidenteel appel.

2.Feiten

De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2.1-2.5 de feiten opgesomd die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Voor zover deze feiten in hoger beroep niet in geschil zijn, dienen zij ook het hof tot uitgangspunt. Samengevat en aangevuld met andere vaststaande feiten komen de feiten op het volgende neer.
2.1
Vanaf november 2016 is Cchain diensten gaan verrichten voor Ying Hua die verband houden met de verzending van goederen vanuit China naar landen in de Europese Unie, waaronder het verzorgen van douane-inklaringen, het begeleiden van fysieke inspecties door de douane, fiscale vertegenwoordiging en het transport van (lucht)haven naar 'warehouse' en naar de eindbestemmingen binnen Europa.
2.2
In verband met de samenwerking van partijen is een 'Strategic Alliance and Joint Development Agreement' opgesteld, die niet is ondertekend.
2.3
Cchain heeft voor de werkzaamheden in totaal € 1.330.342,99 gefactureerd aan Ying Hua, waarvan € 678.080,44 is voldaan en € 652.262,55 onbetaald is gebleven.
2.4
Cchain heeft Ying Hua op 25 april 2018, 11 mei 2018 en 23 mei 2018 verzocht om tot betaling van de openstaande facturen over te gaan. Op 3 juli 2018 heeft mr. Sjoerts Ying Hua gesommeerd het openstaande bedrag van € 652.262,55 binnen zeven dagen te voldoen.
2.5
Onder de e-mails van Cchain staat onder meer:
"The Dutch Forwarding Conditions, General Conditions of the FENEX, in its latest version apply to all activities of Cchain Global and all legal relationships between Cchain Global and its clients."
In artikel 18 lid 2 van de FENEX-voorwaarden staat het volgende:
"Indien bij niet-tijdige betaling tot incasso langs gerechtelijke of andere weg wordt overgegaan, wordt het bedrag der vordering verhoogd met 10% administratiekosten, terwijl de gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten ten laste van de opdrachtgever komen tot het door de expediteur betaalde of verschuldigde bedrag."
2.6
Onder sommige e-mails van Ying Hua staat de volgende tekst:
"Terms and conditions
Our site may contain links to third party sites and resources. We have no control over the contents of those sites, resources or third parties and accept no responsibility for them or any loss or damage that may arise from your use of them. We do not review, censor, approve, edit or endorse any information placed on third party sites or resources.
All quotations are valid for a maximum of 30 days unless otherwise specified and are subject to variations in surcharges. All invoices are subject to Value Added Tax at the current rate where applicable. Please confirm validity before shipment.
Ying Hua International Ltd is registered above address (...)"
2.7
Een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van 8 maart 2019 vermeldt over Cchain dat op 31 december 2016 het eigen vermogen € 171.294 negatief was en de schulden € 352.705 bedroegen, en dat op 31 december 2017 het eigen vermogen € 156.543 negatief was en de schulden € 764.943 bedroegen.

3.Beoordeling

3.1
In dit kort geding heeft de voorzieningenrechter Ying Hua veroordeeld tot betaling van € 652.262,55 in hoofdsom. Daartegen is het principaal appel gericht met vier grieven.
De voorzieningenrechter heeft de vordering van Cchain tot betaling van administratiekosten conform de FENEX-voorwaarden afgewezen. Daartegen is het incidenteel appel gericht met één grief.
De voorzieningenrechter heeft ook beslissingen in reconventie genomen. Daartegen zijn noch in het principaal appel, noch in het incidenteel appel grieven gericht.
In het principaal appel
3.2
De eerste grief van Ying Hua betreft een overweging van de voorzieningenrechter in het feitenoverzicht. Daarmee heeft het hof in het voorgaande reeds rekening gehouden.
3.3
De tweede en de derde grief van Ying Hua zijn gericht tegen de oordelen van de voorzieningenrechter over de verschuldigdheid en de opeisbaarheid van het gevorderde bedrag.
3.4
Bij de toelichting op de eerste drie grieven heeft Ying Hua, naar het hof begrijpt en verkort weergegeven, het volgende betoogd.
Tussen partijen was afgesproken dat Ying Hua achteraf betaalde en dat de details per transactie zouden worden besproken. Aanvankelijk werd telkens "step by step" betaling overeengekomen. Dat wil zeggen dat als de containers waren ingeklaard en vrijgegeven, Cchain een factuur verzond en Ying Hua daarop in termijnen betaalde met ronde bedragen. Later heeft Cchain aanvullende voorwaarden gesteld en de prijzen verhoogd. Cchain wilde ineens volledige betaling van alle facturen alvorens de containers vrij te geven. Daarop kon zij geen aanspraak maken. Verder heeft Cchain eigenmachtig de inhoud van een aantal containers geveild. Hiermee heeft zij een veel lagere opbrengst gerealiseerd dan mogelijk was geweest, aldus Ying Hua.
3.5
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat op alle facturen die Cchain aan Ying Hua heeft doen toekomen, staat vermeld dat het gefactureerde bedrag binnen dertig dagen betaald moet worden. Dit heeft Ying Hua in hoger beroep niet betwist.
3.6
Ying Hua heeft ook niet betwist dat gefactureerd en betaald is overeenkomstig het door Cchain overgelegde overzicht van facturen en betalingen. Dat overzicht vermeldt het volgende (in aanvulling op hetgeen hiervoor in rov. 2.3 is vermeld). Cchain is vanaf 7 december 2016 facturen gaan verzenden, de meeste ter hoogte van enkele duizenden euro's. In veel gevallen waren er meer facturen op dezelfde dag, vanaf het begin soms meer dan tien op een dag en vanaf november 2017 soms veel meer dan tien op een dag.
De betalingen zijn begonnen op 10 augustus 2017 en bedroegen meestal € 10.000,00 per betaling. De op het overzicht vermelde betalingen van andere bedragen zijn de volgende:
30 oktober 2017 € 20.000,00
19 januari 2018 € 100.000,00
25 januari 2018 € 20.000,00
22 maart 2018 € 96.580,00
30 april 2018 € 160.000,00
29 mei 2018 € 1.500,00
De zojuist genoemde betaling van 29 mei 2018 is de laatste betaling op het overzicht.
3.7
Het hof geeft hierna (rov. 3.8-3.11) een min of meer chronologisch overzicht van wat zich vanaf eind april 2018 tot eind juli 2018 blijkens de overgelegde producties voorshands lijkt te hebben afgespeeld tussen partijen.
3.8
Cchain heeft op 25 april 2018 een aanmaning gestuurd voor een onbetaald bedrag van € 334.881,88. Het factuuroverzicht bij die aanmaning loopt tot 21 maart 2018.
3.9
Bij e-mailbericht van 1 mei 2018 heeft Ying Hua bij Cchain erop aangedrongen dat Cchain geen andere containers zou vasthouden dan containers die schoenen bevatten, omdat dat tot ontevredenheid bij klanten zou leiden en niet zou helpen om betaling te verkrijgen, aangezien Ying Hua geen geld (meer) beschikbaar had voordat zij zou worden betaald door klanten (kort daarvoor had zij € 160.000,00 betaald). Bij e-mailbericht van 7 mei 2018 heeft Cchain aan Ying Hua laten weten dat vijf containers zouden worden vrijgegeven en dat Cchain met de verscheping van verdere containers zou wachten totdat de facturen van Cchain zouden zijn betaald.
3.1
Op 11 mei 2018 heeft Cchain een aanmaning gestuurd voor een onbetaald bedrag van € 404.679,05. Het factuuroverzicht bij die aanmaning loopt tot 2 april 2018.
Op 23 mei 2018 heeft Cchain een bericht gestuurd dat uiterlijk op 30 mei 2018 € 330.000,00 moet zijn betaald en dat anders de eerste containers met schoenen zullen worden verkocht zonder verdere discussie.
3.11
Bij e-mailbericht van 16 juli 2018 heeft Cchain aan Ying Hua verzocht om betaling van € 591.000,00 voor 17 containers en € 300.000,00 als waarborgsom.
Bij e-mailbericht van 18 juli 2018 heeft Cchain bericht niet langer te zullen wachten. Bij e-mailbericht van 20 juli 2018 heeft Cchain voor een zending van twaalf containers de voorwaarde gesteld dat Ying Hua vooraf per container betaalt. Bij e-mailbericht van 23 juli 2018 heeft Cchain bericht dat als zij op die dag geen antwoord krijgt, zij verder zal moeten gaan met het veilingbedrijf. Bij e-mailbericht van dezelfde dag heeft Ying Hua Cchain verzocht niet meer met een veiling te dreigen.
3.12
Het hof waardeert voorgaande gegevens (rov. 3.5 t/m 3.11), in samenhang beschouwd, als volgt. Vanaf augustus 2017 verrichtte Ying Hua aanvankelijk deelbetalingen van (meestal) € 10.000,00 per keer. Niet is gesteld of aannemelijk geworden dat Cchain tegen dit betalingsgedrag eerder dan eind april 2018 bezwaar heeft gemaakt.
Dat is echter onvoldoende om voorshands aannemelijk te achten dat er een bindende afspraak tussen Ying Hua en Cchain bestaat of bestond die meebrengt of meebracht dat Cchain ook daarna genoegen moest blijven nemen met deelbetalingen achteraf die structureel lager en later waren dan overeenkomt met de in de facturen vermelde betalingstermijnen, ook toen het aantal containers (blijkens het overzicht van facturen en betalingen) ongeveer vanaf november 2017 aanzienlijk opliep en het openstaande bedrag eveneens. Het onbetaald gebleven bedrag van € 652.262,55 is bijna even hoog als het bedrag dat wel is betaald. Het is voorshands niet aannemelijk dat Cchain zich (zonder dat dit schriftelijk is vastgelegd) heeft verbonden om genoegen te nemen met een dergelijke betalingsachterstand ten opzichte van de op de facturen vermelde betalingstermijnen. Het is voorshands ook niet aannemelijk dat Ying Hua redelijkerwijs mocht begrijpen dat Cchain zich daartoe zou hebben verbonden. Integendeel: voorgaande gegevens, in samenhang beschouwd, maken het voorshands voldoende aannemelijk dat tussen Cchain en Ying Hua een overeenkomst of een serie overeenkomsten bestond of bestonden, die wat de betalingscondities betreft aldus moet of moeten worden uitgelegd dat het op het overzicht vermelde uitstaande bedrag in ieder geval vanaf mei 2018 verschuldigd en opeisbaar is.
3.13
In reactie op het betoog van Ying Hua dat Cchain eigenmachtig de inhoud van een aantal containers heeft geveild en daarmee een veel lagere opbrengst heeft gerealiseerd dan mogelijk was geweest, heeft Cchain aangevoerd dat zij zich juist heeft ingespannen om een zo hoog mogelijke opbrengst te realiseren door een afspraak te maken met een derde. Dit is onderbouwd met e-mailcorrespondentie.
Voorshands is daarom onvoldoende aannemelijk dat de bodemrechter het betoog van Ying Hua zal honoreren, nog afgezien van de omstandigheid dat Ying Hua niet heeft toegelicht waarom dat betoog zou moeten leiden tot het oordeel dat het gevorderde bedrag niet geheel verschuldigd of niet geheel opeisbaar is.
Sinds het vonnis van de voorzieningenrechter heeft Cchain kennelijk, in het kader van de incasso, een aanzienlijk bedrag verkregen door middel van een veiling en onderhandse verkopen, maar dat doet voor de uitkomst van dit kort geding niet ter zake.
3.14
De eerste drie grieven met hun toelichtingen falen daarom.
3.15
De vierde grief heeft betrekking op het spoedeisend belang bij toewijzing van de vordering en op het aan die toewijzing verbonden restitutierisico.
3.16
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad dient de rechter bij de beoordeling van een vordering tot betaling van een geldsom in kort geding te onderzoeken of de vordering van de eiser voldoende aannemelijk is. Ook dient hij na te gaan of bij de toewijzing een spoedeisend belang bestaat. Verder dient hij in zijn belangenafweging mede het restitutierisico te betrekken: de kans dat wanneer de vordering in de bodemprocedure wordt afgewezen en het bedrag onverschuldigd blijkt te zijn betaald, het vervolgens niet meer kan worden terugbetaald. Mede vanwege dit risico dient de rechter bij toewijzing van een geldvordering in kort geding de nodige terughoudendheid in acht te nemen. Dit betekent dat de rechter die een dergelijke voorziening toewijst, naar behoren feiten en omstandigheden dient aan te wijzen die meebrengen dat een zodanige voorziening uit hoofde van onverwijlde spoed geboden is.
3.17
Uit hetgeen hiervoor in rov. 2.7 is overwogen, volgt dat Ying Hua een restitutierisico loopt. Weliswaar heeft Cchain in 2017 kennelijk een positief resultaat behaald, want haar eigen vermogen is aan het eind van dat jaar minder negatief dan het aan het begin van dat jaar was, maar het is wel nog steeds negatief. Anderzijds moet worden aangenomen dat Cchain wat betreft het nog niet geïncasseerde bedrag een steeds groter incassorisico loopt. Uit de eigen stellingen van Ying Hua moet immers worden afgeleid dat Ying Hua afhankelijk is van betaling door haar klanten. Ying Hua heeft niets gesteld dat tot een lagere inschatting van het incassorisico leidt. Gelet op dit risico is toewijzing van het in het dictum te vermelden bedrag uit hoofde van onverwijlde spoed geboden. Voor het daarboven gevorderde bedrag is de voorziening uit hoofde van onverwijlde spoed niet geboden, mede gelet op het restitutierisico. De vierde grief slaagt dus gedeeltelijk.
Voor het geval dat Ying Hua ter uitvoering van het vonnis van beroep meer aan Cchain mocht hebben betaald of Ying Hua meer op haar mocht hebben verhaald, dan waartoe zij thans veroordeeld wordt, zal het hof Cchain veroordelen tot terugbetaling daarvan.
3.18
De grieven falen grotendeels. Ying Hua zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het principaal appel.
In het incidenteel appel
3.19
De grief van Cchain is gericht tegen de afwijzing van de vordering tot betaling van administratiekosten conform de FENEX-voorwaarden.
3.2
De enkele vermelding onder de e-mailberichten van Cchain dat de FENEX-voorwaarden van toepassing zijn op alle activiteiten van Cchain en op alle rechtsverhoudingen tussen Cchain en haar klanten, is onvoldoende om voorshands aannemelijk te achten dat die voorwaarden als tussen partijen overeengekomen hebben te gelden. In de e-mailwisseling tussen partijen gelden de e-mailberichten van Cchain niet zonder meer als aanbod en die van Ying Hua niet zonder meer als aanvaarding. Dat brengt ten eerste mee dat (ongeacht het antwoord op de vraag of dit geschilpunt beheerst wordt door Nederlands recht) art. 6:225 lid 3 BW niet zonder meer van toepassing kan worden geacht en ten tweede dat niet zonder meer kan worden aangenomen dat Ying Hua redelijkerwijs uit de e-mailwisseling moest afleiden dat tussen partijen de FENEX-voorwaarden als overeengekomen hebben te gelden. In de (ongetekende) 'Strategic Alliance and Joint Development Agreement' worden de FENEX-voorwaarden niet genoemd. De tekst onder e-mailberichten van Ying Hua (zie rov. 2.6 hiervoor) is weliswaar niet zo duidelijk, maar tegen de achtergrond van het voorgaande roept die tekst niettemin twijfel op over de vraag of Ying Hua heeft begrepen of redelijkerwijs heeft moeten begrijpen dat de FENEX-voorwaarden als overeengekomen hebben te gelden. Cchain heeft dus niet voldoende aannemelijk gemaakt dat de FENEX-voorwaarden van toepassing zijn. Ook de vordering tot betaling van administratiekosten strekt tot betaling van een geldsom in kort geding. Gelet op dit alles faalt de grief.
3.21
Cchain zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het incidenteel appel.
In het principaal appel en in het incidenteel appel
3.22
Het voorgaande brengt mee dat het vonnis waarvan beroep gedeeltelijk zal worden vernietigd.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover Ying Hua daarbij onder 7.1 is veroordeeld om aan Cchain een bedrag van € 652.262,55 te betalen, vermeerderd met de wettelijke handelsrente met ingang van 10 juli 2018 tot de dag van volledige betaling;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt Ying Hua om € 400.000,00 aan Cchain te betalen, vermeerderd met de wettelijke handelsrente sinds 10 juli 2018 tot aan de dag van de voldoening, voor zover dat ter uitvoering van het vonnis waarvan beroep niet door Ying Hua aan Cchain is betaald of door Cchain op Ying Hua is verhaald;
veroordeelt Cchain, indien ter uitvoering van het vonnis waarvan beroep meer door Ying Hua aan Cchain is betaald of meer door Cchain op Ying Hua is verhaald dan waartoe Ying Hua thans veroordeeld wordt, tot terugbetaling van dat meerdere aan Ying Hua, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling of verhaal tot de dag van terugbetaling;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
veroordeelt Ying Hua in de kosten van het principaal appel, tot op heden aan de zijde van Cchain begroot op € 5.270,00 aan verschotten en € 4.678,00 voor salaris;
veroordeelt Cchain in de kosten van het incidenteel appel, tot op heden aan de zijde van Ying Hua begroot op € 1.959,00 voor salaris;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, W.A.H. Melissen en G.C.C. Lewin en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2020.