Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[geïntimeerde sub 1] ,2. [geïntimeerde sub 2] ,
1.Het geding in hoger beroep
2.Beoordeling2.1 Het gaat in deze zaak - kort samengevat en voor zover in hoger beroep relevant - om het volgende. [geïntimeerden] huren met ingang van 6 maart 2017 een woning in het project “Wonen op de Hoek” aan de [adres] (hierna: de woning). De huurovereenkomst is een zogenoemde “Jongeren overeenkomst voor zelfstandige woningen”. In de huurovereenkomst wordt Tijdelijk Wonen Amsterdam B.V. (hierna: TWA), gevestigd aan de Louwesweg 3A, 1066 EA Amsterdam, aangemerkt als verhuurder. Eigenaar van de woning is Stichting de Alliantie. De betreffende huurovereenkomst is geparafeerd door de verhuurder TWA en [geïntimeerden]Artikel 23 van de huurovereenkomst bepaalt het volgende:“Op het complex waar het gehuurde deel van uitmaakt is een beheermodel van toepassing (zie bijlage). Huurder verklaart zich uitdrukkelijk akkoord met dit beheermodel en de beheerstructuur maakt als zodanig deel uit van deze overeenkomst.”Artikel 26 van de overeenkomst bepaalt het volgende:“Bij deze huurovereenkomst behoort de volgende bijlage: de beheerstructuur van die van toepassing is op het gehuurde. Huurder verklaart van deze bijlage een exemplaar te hebben ontvangen en daarvan kennis te hebben genomen. Het beheermodel maakt integraal deel uit van de huurovereenkomst.”Het in artikel 23 genoemde beheermodel is het Sociaal Beheermodel Wonen op de Hoek. Uit de inleiding van dit document blijkt dat het model deel uitmaakt van het project Wonen op de Hoek van Socius. In paragraaf 6 wordt de structuur beschreven: Socius stelt pandbeheerders aan en benoemt gangbeheerders.
Gezien het voorgaande komt het hof tot het oordeel dat de huurovereenkomst niets aan duidelijkheid te wensen overlaat: TWA is de verhuurder van de woning. Het bestaan van deze door beide partijen geparafeerde huurovereenkomst levert tussen partijen in beginsel dwingend bewijs op van datgene wat in deze overeenkomst is bepaald. Dit geldt eveneens voor het beheermodel dat deel uitmaakt van de overeenkomst en waarin Socius wel is benoemd, maar dan (slechts) in het kader van het beheer. [geïntimeerden] hebben hiertegen ingebracht dat er nooit is gecommuniceerd met TWA, dat Socius altijd aanspreekpunt is geweest en dat in ieder geval de schijn is gewekt dat Socius aangemerkt diende te worden als verhuurder. Het hof volgt [geïntimeerden] echter niet in deze stellingen. Uit de overgelegde stukken kan niet worden afgeleid dat, in weerwil van de aanduiding in de huurovereenkomst, Socius als verhuurder zou hebben te gelden. De stelling van [geïntimeerden] dat Socius deel zou uit maken van een ondoorzichtige groep van organisaties met een ondoorzichtige bevoegdheidsverdeling, maakt dit, wat er ook van die stelling zij, niet anders. Het enkele raadplegen van de huurovereenkomst met bijbehorend beheermodel biedt voldoende duidelijkheid.