ECLI:NL:GHAMS:2020:1115

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 maart 2020
Publicatiedatum
20 april 2020
Zaaknummer
23-002203-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de kantonrechter inzake snelheidsovertreding

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder vrijgesproken van een snelheidsovertreding, maar het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld. De tenlastelegging betrof een snelheidsovertreding op 9 juni 2017 te Oude Meer, waar de verdachte met een snelheid van ongeveer 121 kilometer per uur reed, terwijl de maximumsnelheid 70 kilometer per uur was. De verdachte betwistte de meting en stelde dat deze niet rechtsgeldig was, maar het hof verwierp deze verweren. Het hof oordeelde dat de snelheid was gemeten door een gecertificeerde verbalisant met goedgekeurde apparatuur. Het hof achtte de verdachte schuldig aan de snelheidsovertreding en vernietigde het vonnis van de kantonrechter. De opgelegde straffen bestonden uit een geldboete van 900 euro, te vervangen door 18 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 60 dagen, waarvan 49 dagen voorwaardelijk. Het hof hield rekening met de omstandigheden van de verdachte en de ernst van de overtreding, maar legde een deel van de straffen voorwaardelijk op, gezien de tijd die verstreken was sinds de overtreding.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002203-18
datum uitspraak: 13 maart 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland van 8 juni 2018 in de strafzaak onder parketnummer 96-106960-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1964,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
22 november 2019 en 28 februari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 9 juni 2017 te Oude Meer, gemeente Haarlemmermeer als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Fokkerweg geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers in strijd met een bord A1 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 - op welk bord een maximumsnelheid van 70 kilometer per uur was aangegeven - heeft gereden met een snelheid van ongeveer 121 kilometer per uur, in elk geval de aldaar toegestane maximumsnelheid met meer dan 30 kilometer per uur heeft overschreden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt ten aanzien van de bewijsvraag dan de kantonrechter.

Bewijsoverweging

De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit. Hij heeft betwist dat hij met de tenlastegelegde snelheid heeft gereden en heeft zich – zakelijk weergegeven – op het standpunt gesteld dat de meting van die snelheid niet op een rechtsgeldige wijze dan wel op onjuiste wijze tot stand is gekomen.
Het hof verwerpt de verweren en overweegt dienaangaande als volgt.
Uit het dossier volgt dat de snelheid van het door de verdachte bestuurde voertuig door verbalisant [verbalisant] is gemeten met een Laser Technology Ultralyte 100 LR en dat de verbalisant een bedieningscertificaat heeft voor het gebruik van een Laser Technology Ultralyte 100. Dat, zoals de verdachte heeft gesteld, voor de beide toestellen een apart certificaat vereist is en dat verbalisant [verbalisant] (dus) niet gecertificeerd was voor de Laser Technology Ultralyte 100 LR, is niet aannemelijk geworden. Vast staat (derhalve) dat de snelheid is gemeten door een gecertificeerd opsporingsambtenaar met apparatuur die voorzien was van een geldig ijkingscertificaat. Dit brengt mee dat in beginsel van de juistheid van de bevindingen van de verbalisant dient te worden uitgegaan.
De verdachte heeft aangevoerd dat er mogelijk een foute meting is gedaan doordat deze kan zijn beïnvloed door kruisend verkeer. Het hof gaat aan deze theoretische mogelijkheid voorbij nu in het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] geen melding wordt gemaakt van kruisend verkeer op het in het geding zijnde moment. Het hof ziet, anders dan de kantonrechter, (ook overigens) geen redenen te twijfelen aan de juistheid van hetgeen door verbalisant [verbalisant] is gerelateerd, met name voor wat betreft de meetopstelling, de waarneming van de verbalisant en de wijze en de plaats van staande houden, mede nu de bevindingen van [verbalisant] worden bevestigd door het proces-verbaal van de verkeersspecialist [naam], waarin deze is ingegaan op eerder door de verdachte geformuleerde verweren.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 juni 2017 te Oude Meer, gemeente Haarlemmermeer, als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Fokkerweg, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers in strijd met een bord A1 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 - op welk bord een maximumsnelheid van 70 kilometer per uur was aangegeven - heeft gereden met een snelheid van ongeveer 121 kilometer per uur.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van het bepaalde bij artikel 62, bord A 1 van bijlage I, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De kantonrechter heeft de verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van 900 euro, te vervangen door 18 dagen hechtenis, en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 60 dagen, waarvan 49 voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft als automobilist de maximumsnelheid aanzienlijk overschreden. Door zodanig te handelen heeft hij de verkeersveiligheid in gevaar gebracht en zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer veronachtzaamd.
Gelet op het voorgaande en op de straffen die in soortgelijke gevallen worden uitgesproken, acht het hof de door de advocaat-generaal gevorderde geldboete en ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen in beginsel passend. Daarbij heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte zijn rijbewijs al enige tijd kwijt is geweest, hij zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk en hij oprecht overkomt in zijn verklaring dat hij niet de intentie heeft gehad de toegestane snelheid in een zodanig aanzienlijke mate te overtreden. Voorts ziet het hof in de tijd die inmiddels is verstreken tussen de pleegdatum van het onderhavige feit en de behandeling in hoger beroep aanleiding een deel van de geldboete in voorwaardelijke vorm op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende en met inachtneming van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, de straffen van na te melden duur dan wel hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 62 en 92 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 900,00 (negenhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
18 (achttien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot
€ 300,00 (driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
6 (zes) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ontzegt de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
60 (zestig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de bijkomende straf van ontzegging, groot
49 (negenenveertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. J.H.C. van Ginhoven en mr. H.M.J. Quaedvlieg, in tegenwoordigheid van mr. C. Roseboom, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 maart 2020.
=========================================================================
[…]