In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 april 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aansprakelijkheid van een notaris. De appellant, [appellant], had de notaris aangeklaagd wegens vermeende wanprestatie en onrechtmatige daad, met betrekking tot een notariële akte die was opgesteld in het kader van een flitsscheiding met zijn ex-echtgenote, [X]. De appellant stelde dat de notaris hem onvoldoende had geïnformeerd over de gevolgen van de levenslange alimentatieverplichting die in het convenant was opgenomen. De rechtbank Noord-Holland had eerder de vordering van de appellant afgewezen, omdat deze onvoldoende bewijs had geleverd voor het causaal verband tussen de gestelde fouten van de notaris en de door hem geleden schade.
In hoger beroep heeft de appellant zijn eis gewijzigd en een schadevergoeding van € 138.103,90 gevorderd, maar het hof oordeelde dat de appellant niet voldoende feiten had gesteld die de conclusie konden dragen dat de inhoud van het convenant niet overeenstemde met zijn wil. Het hof concludeerde dat de notaris zijn zorgplicht niet had geschonden en dat er geen bewijs was voor de stelling dat de appellant niet op de hoogte was van de inhoud van de akte. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en verwees de appellant in de kosten van het geding in hoger beroep.
De uitspraak benadrukt het belang van de zorgplicht van de notaris en de noodzaak voor cliënten om zich bewust te zijn van de juridische gevolgen van notariële akten. Het hof stelde vast dat de appellant niet had aangetoond dat hij, indien hij beter was geïnformeerd, een andere beslissing zou hebben genomen met betrekking tot het convenant.