ECLI:NL:GHAMS:2020:1102

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 februari 2020
Publicatiedatum
17 april 2020
Zaaknummer
23-000594-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor plegen en medeplegen van drugsbezit en -vervoer

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van en/of vervoeren en/of verkopen van ongeveer 0,74 gram cocaïne en ongeveer 6 pillen XTC op of omstreeks 31 december 2016 in Amsterdam. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere beslissing kwam. Het hof oordeelde dat de handelingen van de verdachte onvoldoende waren om als pleger van het tenlastegelegde te worden aangemerkt. Ook voor het medeplegen was er geen sprake van een zodanige wezenlijke bijdrage van de verdachte dat er gesproken kon worden van bewuste en nauwe samenwerking met de medeverdachte. Het hof concludeerde dat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het tenlastegelegde.

Daarom heeft het hof de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen. Deze uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters A.M. van Woensel, G. Oldekamp en J.H.C. van Ginhoven aanwezig waren, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000594-19
datum uitspraak: 27 februari 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 30 januari 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-175270-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
13 februari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 31 december 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad en/of heeft vervoerd en/of heeft verkocht en/of heeft afgeleverd en/of heeft verstrekt ongeveer 0,74 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 6 pillen XTC, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaïne en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van
2 jaren.

Vrijspraak

Het hof is van oordeel dat, nog daargelaten of de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen die de medeverdachte bij zich droeg, de handelingen van de verdachte onvoldoende zijn om als pleger van het tenlastegelegde te worden veroordeeld. Wat het tenlastegelegde medeplegen betreft, is het hof van oordeel dat de handelingen van de verdachte niet een zodanige wezenlijke bijdrage aan het tenlastegelegde opleveren dat kan worden gesproken van bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. Zodoende kan niet worden vastgesteld dat de verdachte zich als pleger of medepleger aan het tenlastegelegde heeft schuldig gemaakt.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. G. Oldekamp en mr. J.H.C. van Ginhoven, in tegenwoordigheid van mr. C. Roseboom, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
27 februari 2020.
=========================================================================
[…]