ECLI:NL:GHAMS:2020:1101

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 februari 2020
Publicatiedatum
17 april 2020
Zaaknummer
23-002969-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging proeftijd en afwijzing vordering tot tenuitvoerlegging in verband met overtredingen van gebiedsverboden

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Marokko in 1971, was eerder veroordeeld voor het niet naleven van gebiedsverboden. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op drie verschillende data in 2018 deze verboden heeft overtreden. De tenlasteleggingen betroffen het niet voldoen aan bevelen van de burgemeester van Amsterdam, die hem verbood zich in bepaalde overlastgebieden te bevinden. De verdachte heeft in korte tijd meerdere keren deze verboden genegeerd, wat het hof als een gebrek aan respect voor het openbaar gezag beschouwt.

Bij de beoordeling van de zaak heeft het hof rekening gehouden met de fysieke en psychische problemen van de verdachte, waaronder een verstandelijke beperking en een ongeneeslijke ziekte. Het hof heeft ook opgemerkt dat de verdachte recentelijk niet meer met justitie in aanraking is gekomen. Gezien deze omstandigheden heeft het hof besloten om artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toe te passen, wat betekent dat er geen straf of maatregel wordt opgelegd voor de bewezenverklaarde feiten.

Daarnaast heeft het hof de proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf met een jaar verlengd, maar de vordering tot tenuitvoerlegging van een andere voorwaardelijke straf is afgewezen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de verdachte van andere tenlasteleggingen is vrijgesproken.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002969-18
datum uitspraak: 13 februari 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 8 augustus 2018 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-111255-18 (hierna: zaak A), 13-127200-18 (hierna: zaak B) en 13-135232-18 (hierna: zaak C), alsmede 16-047665-17 (TUL) en 13-041308-17 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1971,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
13 februari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak A:hij op of omstreeks 7 juni 2018 te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk/proces-verbaalnummer PL1300/2018114273 krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172/172a Gemeentewet en/of artikel 2.9/2.8 Algemeen Plaatselijke Verordening, gedaan door of namens de burgemeester van Amsterdam, in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen tussen 7 juni 2018 te 20.30 uur tot en met 8 juni 2018 te 20.29 uur niet mocht bevinden in/op de Overlastgebied Centrum, door, zich op voornoemde datum om 22:05 uur in/op Nieuwezijds Voorburgwal, althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te bevinden;
Zaak B:hij op of omstreeks 1 juli 2018 te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk/proces-verbaalnummer PL1300/2018130795 krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172/172a Gemeentewet en/of artikel 2.9/2.8 Algemeen Plaatselijke Verordening, gedaan door of namens de burgemeester van Amsterdam, in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen tussen 30 juni 2018 te 04.50 uur tot en met 1 juli 2018 te 04.49 uur niet mocht bevinden in/op de Overlastgebied Centrum, door, zich op voornoemde datum om 00:04 in/op de Oude Doelenstraat, althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te bevinden;
Zaak C:hij op 10 juli 2018 te 20:24 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, kenmerk 18/00541, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied Zuidoost, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 3 maanden (van 21 april 2018 tot en met 20 juli 2018) niet meer te bevinden, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen twee jaren waren verlopen sedert 8 maart 2018 de datum waarop een vroegere veroordeling van verdachte wegens een gelijk misdrijf onherroepelijk was geworden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaken A, B en C tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A:hij op 7 juni 2018 te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, proces-verbaalnummer PL13002018114273, krachtens wettelijk voorschrift gedaan namens de burgemeester van Amsterdam, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen tussen 7 juni 2018 te 20.30 uur en 8 juni 2018 te 20.29 uur niet mocht bevinden in het Overlastgebied Centrum, door zich op voornoemde datum om 22:05 uur op de Nieuwezijds Voorburgwal, gelegen in voornoemd gebied, te bevinden;
Zaak B:hij op 1 juli 2018 te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, proces-verbaalnummer PL1300/2018130795, krachtens wettelijk voorschrift gedaan namens de burgemeester van Amsterdam, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen tussen 30 juni 2018 te 04.50 uur en 1 juli 2018 te 04.49 uur niet mocht bevinden in het Overlastgebied Centrum, door zich op voornoemde datum om 00:04 in de Oude Doelenstraat, gelegen in voornoemd gebied, te bevinden;
Zaak C:hij op 10 juli 2018 te 20:24 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens wettelijk voorschrift namens de burgemeester van Amsterdam, zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast, gegeven bevel, kenmerk 18/00541, inhoudende om zich uit het overlastgebied Zuidoost te verwijderen en zich daar gedurende 3 maanden (van 21 april 2018 tot en met 20 juli 2018) niet meer te bevinden.
Hetgeen in de zaken A, B en C meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaken A, B en C bewezenverklaarde levert telkens op:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder A, B en C bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden en een taakstraf voor de duur van 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder A, B en C tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen, waarvan 37 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden en aftrek van voorarrest. Voorts heeft zij oplegging van een taakstraf voor de duur van 120 uren gevorderd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in korte tijd meerdere keren schuldig gemaakt aan het overtreden van gebiedsverboden. De naleving van dit soort verboden is in het belang van de openbare orde en overtreding daarvan getuigt van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag.
Het hof heeft echter, zoals bepleit door de raadsvrouw, oog voor de fysieke en psychische problemen waarmee de verdachte heeft te kampen, waaronder zijn verstandelijke beperking en de ongeneeslijke ziekte waaraan hij lijdt. Voorts neemt het hof in aanmerking dat de verdachte blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van de verdachte van 5 februari 2020 recent niet meer met justitie in aanraking is gekomen.
Gelet op voornoemde persoonlijke omstandigheden van de verdachte en op de omstandigheid dat in andere (soortgelijke) zaken (aanzienlijke) voorwaardelijke gevangenisstraffen zijn opgelegd, ziet het hof aanleiding artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toe te passen.

Vorderingen tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de onder parketnummer 16-047665-17 bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 19 juli 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof kan zich vinden in het voorstel van de advocaat-generaal om de bij dat vonnis vastgestelde proeftijd met 1 jaar te verlengen.
Voorts heeft het openbaar ministerie de tenuitvoerlegging gevorderd van de onder parketnummer
13-041308-17 bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 31 maart 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gelet op de omstandigheid dat de proeftijd van deze voorwaardelijk opgelegde straf op 16 augustus 2017 door de politierechter in de rechtbank Amsterdam is verlengd met de duur van 1 jaar en een hernieuwde verlenging van de proeftijd niet mogelijk is, zal het hof – overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal – de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaken A, B en C tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaken A, B en C bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het in de zaken A, B en C bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Verlengt de proeftijd als vermeld in het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 19 juli 2017, parketnummer 16-047665-17, met een termijn van 1 (één) jaar.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 31 maart 2017, parketnummer 13-041308-17, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. G. Oldekamp en mr. J.H.C. van Ginhoven, in tegenwoordigheid van mr. C. Roseboom, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
13 februari 2020.