ECLI:NL:GHAMS:2020:1096

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 april 2020
Publicatiedatum
17 april 2020
Zaaknummer
200.239.307/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake onbetaalde facturen en authenticiteit van handtekeningen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, betreft het een hoger beroep over onbetaalde facturen voor geleverde diensten. De appellant, vertegenwoordigd door advocaat mr. A. Aaryf, heeft in de hoofdzaak een geschil met DTG B.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. R.R.F. van der Mark. Het hof heeft eerder op 24 september 2019 een tussenarrest uitgesproken en heeft nu de partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de benoeming van een deskundige, grafoloog R. ter Kuile-Haller, om de authenticiteit van de handtekeningen op de overeenkomsten te onderzoeken. DTG heeft echter aangegeven dat de originele overeenkomsten niet meer beschikbaar zijn, wat het onderzoek bemoeilijkt.

Het hof heeft in het tussenarrest overwogen dat de bewijslast voor de authenticiteit van de handtekeningen bij DTG ligt. Aangezien de deskundige geen objectief onderzoek kan verrichten zonder de originele stukken, heeft het hof besloten geen deskundigenonderzoek te bevelen. De zaak is vervolgens naar de rol verwezen voor DTG om zich uit te laten over de wijze waarop zij het bewijs wil leveren dat de handtekeningen afkomstig zijn van de appellant. De appellant krijgt de gelegenheid om hierop te reageren. Het hof heeft verder besloten om iedere verdere beslissing aan te houden en de zaak opnieuw te behandelen op 12 mei 2020.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.239.307/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/615354 / HA ZA / 16-952
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 7 april 2020
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
appellant in de hoofdzaak,
advocaat: mr. A. Aaryf te Utrecht,
tegen
DTG B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
advocaat: mr. R.R.F. van der Mark te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna wederom [appellant] en DTG genoemd.
Het hof heeft in deze zaak op 24 september 2019 een tussenarrest uitgesproken (hierna: het tussenarrest). Voor het verloop van het geding in hoger beroep tot die datum wordt naar dat arrest verwezen.
Vervolgens hebben partijen de volgende stukken overgelegd:
- akte uitlating na tussenarrest van [appellant] ;
- antwoordakte uitlating na tussenarrest van DTG, met producties.
Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd.

2.Beoordeling

2.1
In het tussenarrest heeft het hof, voor zover thans van belang, overwogen het voornemen te hebben om een deskundige te benoemen teneinde duidelijkheid te verkrijgen over de authenticiteit van de op de overeenkomsten geplaatste handtekeningen. Het hof heeft in het tussenarrest een tweetal, aan de deskundige voor te leggen, vragen geformuleerd. Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het voornemen grafoloog R. ter Kuile-Haller als deskundige te benoemen, over de voorgestelde vraagstelling en over de hoogte van het voorschot (ad € 2.000,-) voor het loon en de kosten van de deskundige, met betaling van welk voorschot DTG zal worden belast. Ten slotte heeft het hof bepaald dat DTG de originele drie overeenkomsten ter griffie van het hof zal dienen te deponeren.
2.2
Partijen hebben geen bezwaar gemaakt tegen de benoeming van Ter Kuile-Haller als deskundige en zij hebben ingestemd met de voorgestelde vraagstelling. Ook hebben zij geen bezwaar gemaakt tegen genoemd voorschot. DTG heeft verder meegedeeld dat de originelen van de overeenkomsten niet meer beschikbaar zijn. Zij heeft fotokopieën van de drie overeenkomsten aan haar antwoordakte gehecht, welke overeenkomsten reeds in kopie aan de inleidende dagvaarding zijn gehecht.
2.3
Naar aanleiding van deze laatste mededeling van DTG heeft de griffier telefonisch contact opgenomen met de hiervoor genoemde deskundige. Deze heeft meegedeeld dat zij geen objectief onderzoek kan verrichten, wanneer zij niet over de originele stukken beschikt. Bij deze stand van zaken zal het hof geen deskundigenonderzoek (kunnen) bevelen.
2.4
Zoals het hof reeds in het tussenarrest heeft overwogen, rust op DTG, die voormelde overeenkomsten aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd, de bewijslast dat de handtekeningen op die overeenkomsten afkomstig zijn van [appellant] . Het hof zal de zaak naar de rol verwijzen opdat DTG zich erover kan uitlaten of, en zo ja, op welke wijze, zij het bewijs wenst te leveren dat de handtekeningen op de overeenkomsten afkomstig zijn van [appellant] . [appellant] zal hierop bij antwoordakte kunnen reageren.
2.5
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.Beslissing

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 12 mei 2020 voor het nemen van een akte aan de zijde van DTG tot het hiervoor (onder 2.4) omschreven doel en bepaalt dat [appellant] daarop zal kunnen reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. D.J. van der Kwaak, R.J.M. Smit en S. van Gulijk en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 7 april 2020.