In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Marokko in 1976, was aangeklaagd voor het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 20,29 gram cocaïne en 45 milliliter GHB op 28 augustus 2018 in Zaandam. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring en kwalificatie kwam dan de politierechter. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk aanwezig was van de cocaïne, maar sprak hem vrij van de overige tenlasteleggingen. De verdachte werd als strafbaar verklaard voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden, maar de advocaat-generaal vorderde een straf van 6 weken. De verdediging pleitte voor een taakstraf, maar het hof oordeelde dat de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden rechtvaardigden. Het hof gelastte ook de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit had schuldig gemaakt. Het hof benadrukte de noodzaak van consequenties voor overtredingen van voorwaardelijke straffen.