ECLI:NL:GHAMS:2020:1082

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 januari 2020
Publicatiedatum
14 april 2020
Zaaknummer
23-001710-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering van geneesmiddelen met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1975, was aangeklaagd voor verduistering van geneesmiddelen (Methylfenidaat) die toebehoorden aan een ander. De tenlastelegging omvatte zowel primair als subsidiair de beschuldiging van diefstal met geweld en bedreiging, waarbij de verdachte de verkoper, aangeduid als [slachtoffer], zou hebben bedreigd en de geneesmiddelen zou hebben weggenomen. Het hof heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting op 11 december 2019 en 6 januari 2020. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem eerder had veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 weken, waarvan 4 weken voorwaardelijk.

Het hof heeft de tenlastelegging in hoger beroep gewijzigd en is tot de conclusie gekomen dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte de geneesmiddelen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen. De verdachte is vrijgesproken van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, maar het hof heeft wel vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het meer subsidiair ten laste gelegde, namelijk het wederrechtelijk toe-eigenen van de geneesmiddelen. Het hof heeft daarbij overwogen dat de verdachte de geneesmiddelen had ontvangen als koper, maar deze niet had betaald.

De strafbaarheid van de verdachte is niet uitgesloten, en het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 weken. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon van de verdachte. De verdachte had eerder een taakstraf opgelegd gekregen voor verduistering, wat in zijn nadeel heeft gewogen. Het hof heeft geen aanleiding gezien voor een voorwaardelijk strafdeel, gezien de recidive van de verdachte en de lopende proeftijd van een eerdere veroordeling. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 321 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001710-19
datum uitspraak: 20 januari 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 18 april 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-031240-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 december 2019 en 6 januari 2020.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 18 december 2018 te Hoorn Methylfenidaat, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door het raam van de auto te sluiten terwijl de arm en/of hand van die [slachtoffer] nog in de auto zat en vervolgens weg te rijden zodat die [slachtoffer] ten val komt;
subsidiairhij op of omstreeks 17 en/of 18 december 2018 te Hoorn en/of elders in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] heeft bewogen tot afgifte van een of meer doosjes met geneesmiddelen (Methylfenidaat), in elk geval enig goed, door (zakelijk weergegeven) valselijk en/of bedrieglijk:
 (per WhatsApp) te reageren op een op een door die [slachtoffer] op (een) internet(site) geplaatste verkoopadvertentie en zich daarbij te presenteren als (potentiele) koper van de in die advertentie aangeboden (doosjes met) geneesmiddelen (Methylfenidaat);
 en/of met die [slachtoffer] een afspraak te maken voor de verkoop en levering van die (doosjes) met geneesmiddelen (Methylfenidaat);
 en/of op de afgesproken locatie zich die (doosjes met) geneesmiddelen (Methylfenidaat) door die [slachtoffer] (ter koop) te laten overhandigen;
 en/of (vervolgens) in zijn, verdachtes, auto is weggereden, zonder betaling van de koopsom voor die (doosjes met) geneesmiddelen (Methylfenidaat) aan die [slachtoffer] ;
meer subsidiairhij op of omstreeks 18 december 2018 te Hoorn en/of elders in Nederland, zes, althans een of meer, doosjes met geneesmiddelen (Methylfenidaat), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als (beweerde) koper aan wie die (een of meer) doosjes met geneesmiddelen waren overhandigd door [slachtoffer] , de verkoper/leverancier daarvan, zich wederrechtelijk heeft toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof op grond van een in hoger beroep gewijzigde tenlastelegging tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Vrijspraak

Het hof is met de advocaat-generaal en de raadsvrouw van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte onder primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken. Met betrekking tot het onder 1 primair tenlastegelegde wordt daartoe nog overwogen dat niet is komen vast te staan dat de verdachte de doosjes met geneesmiddelen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 18 december 2018 te Hoorn zes doosjes met geneesmiddelen (Methylfenidaat), toebehorende aan [slachtoffer] , welke goederen verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als koper aan wie die doosjes met geneesmiddelen waren overhandigd door de verkoper [slachtoffer] , zich wederrechtelijk heeft toegeëigend.
Hetgeen meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het meer subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het meer subsidiair bewezen verklaarde levert op:
verduistering.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het meer subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, waarvan 4 weken voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het meer subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, waarvan 2 weken voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht de verdachte een taakstraf op te leggen, eventueel gecombineerd met een gevangenisstraf voor de duur van 1 dag gelet op het bepaalde in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Daartoe is aangevoerd dat de verdachte spijt heeft van zijn handelen en een (langduriger) detentie de recente positieve ontwikkelingen in zijn leven teniet zou doen, hetgeen voor hem en zijn gezin een grote (financiële) impact zou hebben.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte en heeft in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verduistering van geneesmiddelen door deze van de verkoper in ontvangst te nemen en hiermee vervolgens zonder te betalen er vandoor te gaan. Dit is een vervelend feit waarmee hij er blijk van heeft gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen. Bij dit voorval heeft de verdachte bovendien gevaarzettend gehandeld. Nadat hij zich de heerschappij over de medicijnen had verzekerd, is hij met zijn auto weggereden, terwijl de arm van de verkoper (nog) klem zat tussen het (deels geopende) raam en de deurstijl van het bijrijdersportier, ten gevolge waarvan de verkoper over enige afstand met de rijdende auto is meegesleurd. Dat de gevolgen van die beangstigende handelwijze voor het slachtoffer – voor zover het hof bekend – beperkt zijn gebleven, is niet aan de verdachte te danken, maar aan de geluksfactor. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij zich kennelijk slechts heeft laten leiden door zijn eigen financieel gewin en zich niet heeft bekommerd om de mogelijke verdere consequenties van zijn handelen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 december 2019 is hij bij onherroepelijk vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 6 april 2018 ter zake van verduistering veroordeeld tot een taakstraf. Dit weegt in zijn nadeel. Nu hij deze taakstraf heeft verricht, staat het bepaalde in artikel 22b Sr aan de oplegging van enkel een taakstraf in de weg.
Het hof zal de verdachte een korte onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Voor de keuze voor deze strafsoort is, naast de recidive van de verdachte, het voormelde gevaarzettende gedrag mede bepalend. Anders dan de advocaat-generaal ziet het hof voor een voorwaardelijk strafdeel geen aanleiding, te minder omdat de verdachte reeds in een proeftijd loopt van een bij vonnis van 12 juni 2019 in een andere zaak opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf. Niet aannemelijk is geworden dat het ondergaan van een kortdurende vrijheidsstraf dusdanige repercussies op de persoonlijke situatie van de verdachte zal hebben dat tot een andere uitkomst aangewezen is.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 321 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het meer subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. J.J.I. de Jong en mr. H.A. van Eijk, in tegenwoordigheid van mr. A.S.E. Evelo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 januari 2020.
mr. A.S.E. Evelo is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]