ECLI:NL:GHAMS:2020:108
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake servicekosten en bekrachtiging van het vonnis van de kantonrechter
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen een appellant en de Gemeente Amsterdam met betrekking tot servicekosten. De appellant, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.P. Seger, had in eerdere procedures gegriefd tegen de toewijzing van servicekosten door de kantonrechter. Het hof verwijst naar eerdere tussenarresten en heeft de gemeente in de gelegenheid gesteld om eindafrekeningen over de servicekosten van de periode van 1 september 2014 tot en met 31 juli 2016 in te dienen. De gemeente heeft echter geen eindafrekening over het najaar van 2014 overgelegd, maar wel over 2015 en de eerste zeven maanden van 2016.
Het hof heeft het verweer van de appellant verworpen dat bepaalde kosten, zoals schoonmaakkosten en kosten voor lift en alarm, al waren inbegrepen bij de kale huur. Het hof oordeelt dat de partijen overeenstemming hebben bereikt over de bijkomende leveringen en diensten door de gemeente. De appellant heeft niet betwist dat hij administratiekosten verschuldigd is, maar heeft wel vragen gesteld over de juistheid van de posten gas, water, elektra en alarm. Ondanks het ontbreken van de eindafrekening over 2014, concludeert het hof dat de appellant niet te veel servicekosten heeft betaald en dat de door de gemeente opgevoerde kosten niet buitensporig zijn.
De slotsom van het hof is dat de grieven van de appellant falen en dat het bestreden vonnis van de kantonrechter wordt bekrachtigd. De appellant wordt veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, die zijn begroot op een totaal van € 2.021,00. Het arrest is openbaar uitgesproken door de rechters in het openbaar.