ECLI:NL:GHAMS:2020:1078

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 april 2020
Publicatiedatum
14 april 2020
Zaaknummer
200.264.694/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen notaris over geheimhoudingsplicht en verstrekking van informatie over spermadonor

In deze zaak heeft klaagster, die in 2000 moeder is geworden van een zoon via kunstmatige donorinseminatie, een klacht ingediend tegen de notaris. Klaagster verzocht de notaris om contactgegevens van de ouders van een ander donorkind van dezelfde spermadonor, maar de notaris weigerde dit verzoek met een beroep op zijn geheimhoudingsplicht. Klaagster stelde dat de notaris ten onrechte zijn geheimhoudingsplicht inriep en dat een medewerkster van het notariskantoor haar onterecht informatie had verstrekt over de donor. De kamer voor het notariaat in Den Haag had de klacht van klaagster eerder ongegrond verklaard, maar klaagster ging in hoger beroep.

Tijdens de behandeling van de zaak op 23 januari 2020 heeft klaagster haar standpunt toegelicht, terwijl de notaris niet aanwezig was. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals die door de kamer waren vastgesteld, en heeft de argumenten van klaagster en de notaris gewogen. Het hof oordeelde dat de notaris niet tuchtrechtelijk verwijtbaar was voor het niet voldoen aan het verzoek van klaagster, omdat het verstrekken van de gevraagde informatie niet onder zijn werkzaamheden viel en hij zijn geheimhoudingsplicht niet mocht schenden. Echter, het hof oordeelde dat de medewerkster van het notariskantoor onterecht informatie had verstrekt aan klaagster, wat leidde tot onrust bij haar.

Het hof heeft de beslissing van de kamer vernietigd voor wat betreft klachtonderdeel 2, dat gegrond werd verklaard. De notaris kreeg een waarschuwing opgelegd en werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan klaagster en aan het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van notarissen met betrekking tot geheimhouding en de zorgvuldigheid die zij in hun communicatie moeten betrachten.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.264.694/01 NOT
nummer eerste aanleg : 19-12
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 7 april 2020
inzake
[klaagster] ,
wonend te [woonplaats] ,
appellante,
tegen
[notaris] ,
notaris te [plaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. [X]

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellante (hierna: klaagster) heeft op 21 augustus 2019 een beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag (hierna: de kamer) van 23 juli 2019 (ECLI:NL:TNORDHA:2019:18). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klaagster tegen geïntimeerde (hierna: de notaris) ongegrond verklaard.
1.2.
De notaris heeft op 26 september 2019 een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.3.
Het hof heeft de stukken van de eerste aanleg van de kamer ontvangen.
1.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 23 januari 2020. Klaagster en de gemachtigde van de notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd. De notaris is, met berichtgeving vooraf, niet verschenen.

2.Feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
Waar nodig aangevuld met andere feiten die zijn komen vast te staan, zijn die feiten de volgende.
2.1.Klaagster is [in] 2000 moeder geworden van een zoon, die is verwekt door middel van een KID-behandeling (kunstmatige donorinseminatie) uitgevoerd door het [naam medisch centrum] .
2.2.
De spermadonor heeft schriftelijk toestemming gegeven aan de arts om na de geboorte van een kind van wie wordt vermoed dat het is verwekt met zijn donorsperma, zijn persoonidentificerende en persoonbeschrijvende gegevens te deponeren bij de notaris. Deze gegevens mochten vervolgens aan het kind worden verstrekt nadat het kind de leeftijd van 16 jaar zou hebben bereikt.
Bij notariële akte van 19 september 2000, verleden door mr. [Y] , voorganger van de notaris, heeft klaagster onder meer verklaard kennis te hebben genomen van het feit dat de spermadonor hiertoe toestemming heeft gegeven.
2.3.
Eind 2016 heeft de zoon van klaagster van de notaris de donorgegevens ontvangen.
2.4.
Klaagster heeft op 11 september 2018 telefonisch contact gehad met een medewerkster van het kantoor van de notaris. In dit telefoongesprek is gesproken over de spermadonor.
2.5.
Klaagster wil in contact komen met (de ouders van) een andere donorkind van deze donor. Hiertoe heeft ze de notaris verzocht om haar contactgegevens door te geven aan de ouders van dat andere donorkind, dan wel om de ouders van het andere donorkind te benaderen met het verzoek contact op te nemen met klaagster. De notaris heeft dat verzoek met een beroep op zijn geheimhoudingsplicht afgewezen.

3.Standpunt van klaagster

Klaagster verwijt de notaris in het inleidend klaagschrift:
1. dat hij haar verzoek ten onrechte niet heeft gehonoreerd, waardoor zij geen contact kan hebben met de ouders van het andere donorkind, en daarbij ten onrechte een beroep doet op zijn geheimhoudingsplicht.
2. dat een medewerkster van zijn kantoor telefonisch aan haar medische/psychosociale informatie over de donor heeft verstrekt.
In hoger beroep voert klaagster nog aan dat de beslissing van de kamer niet goed is onderbouwd. Klaagster is van oordeel dat de kamer ten onrechte heeft geoordeeld dat op de notaris geen ministerieplicht rustte om aan het verzoek van klaagster te voldoen.

4.Standpunt van de notaris

De notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

5.Beoordeling

Klachtonderdeel 1
5.1.
Volgens klaagster heeft de medewerkster van het notariskantoor met wie zij telefonisch contact heeft gehad, in dat telefoongesprek verteld dat het contact tussen het andere donorkind en de donor niet goed was verlopen, mogelijk als gevolg van medische/psychiatrische problemen van de donor. De medewerkster vertelde daarbij dat de moeder van het andere donorkind contact had opgenomen met het notariskantoor omdat zij (ouders van) andere donorkinderen wilde voorbereiden voor het geval die ook contact zouden willen opnemen met de donor. De ontvangen informatie maakt dat klaagster graag in contact wil komen met het andere donorkind of diens ouders. In het licht hiervan beroept de notaris zich volgens klaagster ten onrechte op zijn geheimhoudingsplicht. Voorts is klaagster van mening dat zij op grond van de onder 2.2. genoemde notariële akte is te beschouwen als een cliënt van de notaris, zodat de notaris zich tegenover haar niet op zijn geheimhoudingsverplichting mag beroepen. Op grond is van deze akte zijn in 2016 immers door de notaris de donorgegevens verstrekt. Uit de door de notaris overgelegde correspondentie blijkt dat het kantoor ook de ouder(s) van het andere donorkind als cliënt aanmerkt. Voor de notaris bestaat daarom geen reden om zijn ministerie te weigeren. Als de notaris zich beroept op de voor Nederland per 25 mei 2018 toepasselijke Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna: AVG), houdt ook dat argument geen stand. Het verzoek van klaagster is immers niet gericht op het rechtstreeks delen van haar persoonsgegevens met derden. Niet valt in te zien waarom de notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar zou handelen indien de notaris gehoor zou geven aan het verzoek van klaagster.
5.2.
De notaris voert als verweer aan dat hij in verband met zijn vergaande geheimhoudingsplicht niet vrij is aan het verzoek van klaagster gehoor te geven. Ook als hij met toestemming van klaagster haar gegevens zou delen, bestaat de mogelijkheid dat de ontvanger daarvan niet gediend is. In de onder 2.2. genoemde akte is de gehele procedure voor het verstrekken van de donorgegevens duidelijk opgenomen. Het verstrekken van de gevraagde informatie is niet een van de werkzaamheden die behoren bij de afhandeling van deze akte. De notaris is bereid zijn standpunt in heroverweging te nemen als het hof niettemin van oordeel is dat hij zonder zijn beroepsgeheim te schenden zijn medewerking kan verlenen aan het verzoek.
5.3.
Uit de stukken blijkt dat de donor toestemming heeft gegeven om aan de zoon van klaagster, zodra die 16 jaar oud zou zijn, zijn persoonidentificerende en persoonbeschrijvende gegevens te verstrekken. De donor heeft (de ambtsvoorganger van) de notaris niet gemachtigd meer of andere gegevens aan de zoon te verstrekken of om (ouders van) verschillende donorkinderen met elkaar in contact te brengen. Het staat de notaris dus niet vrij om medewerking te verlenen aan het verzoek van klaagster, nu hij door dat te doen zijn (geheimhoudings)verplichtingen ten opzichte van de donor zou schenden. Of klaagster nu wel of niet als een cliënte van de notaris is te beschouwen, doet daarbij niet ter zake. Evenals de kamer is het hof dan ook van oordeel dat de notaris geen tuchtrechtelijk verwijt valt te maken door aan het verzoek van klaagster geen gehoor te geven. Klachtonderdeel 1 is ongegrond.
Klachtonderdeel 2
5.4.
Klaagster heeft verklaard dat een medewerkster van de notaris in september 2018 telefonisch aan haar bepaalde medische/psychosociale informatie over de donor heeft verstrekt, waarvan zij erg is geschrokken. Naar aanleiding hiervan heeft zij bij de notaris het verzoek gedaan om haar contactgegevens door te geven aan de ouder(s) van het andere donorkind. De notaris heeft op de zitting in eerste aanleg verklaard dat zijn medewerkster zich niet meer kan herinneren dat zij iets specifieks heeft gezegd over de achtergrond van de donor.
5.5.
De notaris heeft niet betwist dat een van zijn medewerksters in september 2018 telefonisch contact heeft gehad met klaagster. Kennelijk heeft deze medewerkster bij die gelegenheid informatie verstrekt over het verloop van het contact tussen de donor en een ander donorkind. Bij klaagster heeft deze informatie gevoelens van onrust veroorzaakt, wat de aanleiding was voor het verzoek haar met (de ouders van) het andere donorkind in contact te brengen. De medewerkster van de notaris had de genoemde informatie niet behoren door te geven aan klaagster. Zij had zich moeten realiseren dat zij klaagster in een uiterst moeilijke positie bracht door mededelingen te doen die verontrustend waren, zonder dat er een mogelijkheid was om die onrust weg te nemen, omdat de geheimhoudingsverplichting van de notaris dat verhinderde. Nu de notaris verantwoordelijk is voor de personen die op zijn kantoor werkzaam zijn, is het hof van oordeel dat klachtonderdeel 2 gegrond is.
Conclusie en maatregel
5.6.
Nu de notaris een onvoldoende zorgvuldige invulling heeft gegeven aan de op hem en zijn medewerkers rustende geheimhoudingsplicht is de maatregel van waarschuwing passend en geboden nu het aanzien van het notarisambt en het vertrouwen in het notariaat is geschonden.
5.7.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
5.8.
Nu het hof met betrekking tot klachtonderdeel 2 tot een andere beslissing komt dan de kamer, zal het hof de beslissing van de kamer in zoverre vernietigen.
Kostenveroordeling in hoger beroep
5.9.
Per 1 januari 2018 is de Wet op het notarisambt (Wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht juridische beroepen) gewijzigd. In verband met deze wijziging van de Wna heeft dit hof per 1 januari 2018 de Tijdelijke richtlijn kostenveroordeling notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer Gerechtshof Amsterdam (Staatscourant 2017, nr. 75085; hierna: de Richtlijn) vastgesteld. De looptijd van deze richtlijn is na een eerste evaluatie in het voorjaar van 2019 verlengd tot in beginsel 1 januari 2021 (Staatscourant 2019, nr. 61782).
5.10.
Nu het hof klachtonderdeel 2 gegrond verklaart en de notaris tevens een maatregel oplegt zal het hof de notaris op grond van de artikelen 103b lid 1 jo. 107 lid 3 Wna jo. de richtlijn veroordelen in de volgende kosten in hoger beroep:
- € 100,- kosten van klaagster;
- € 3.000,- kosten van behandeling van de klacht door het hof.
Er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die aanleiding geven tot een andere beslissing.
5.11.
De notaris dient de kosten van klaagster in hoger beroep binnen vier weken na deze uitspraak aan klaagster te voldoen, hetgeen kan geschieden door betaling op een daartoe door klaagster aan de notaris op te geven rekeningnummer.
5.12.
De notaris dient de kosten van behandeling van de klacht in hoger beroep door het hof te voldoen aan het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR), waarbij de in de artikelen 103b lid 3 Wna jo. 107 lid 3 Wna bepaalde termijn en de wijze waarop de kosten moeten worden voldaan door het LDCR per brief aan de notaris zullen worden meegedeeld.
5.13.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing voor zover klachtonderdeel 2 daarbij ongegrond is verklaard;
en, in zoverre, opnieuw beslissende:
- verklaart klachtonderdeel 2 gegrond;
- legt de notaris de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt de notaris tot betaling aan klaagster van haar kosten in hoger beroep, bestaande uit € 50,- aan kosten griffierecht en € 50,- aan reiskosten, derhalve in totaal € 100,- binnen vier weken na heden;
- veroordeelt de notaris tot betaling van de kosten van behandeling van de klacht in hoger beroep door het hof (€ 3.000,-) aan het LDCR op de wijze en binnen de termijn als door het LDCR aan de notaris meegedeeld.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, A.M.A. Verscheure en M. Bijkerk en in het openbaar uitgesproken op 7 april 2020 door de rolraadsheer.