ECLI:NL:GHAMS:2020:1062

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 februari 2020
Publicatiedatum
9 april 2020
Zaaknummer
23-000248-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor medeplegen van verkoop en aanwezig hebben van GHB, veroordeling voor aanwezig hebben van cocaïne en MDMA

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor het medeplegen van de verkoop en het aanwezig hebben van GHB, alsook voor het aanwezig hebben van cocaïne en MDMA. De tenlastelegging betrof onder andere het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 1 liter GHB en een hoeveelheid van 6,87 gram cocaïne en 10,2 gram MDMA op 28 november 2015 in Amsterdam. Tijdens de zitting in hoger beroep op 31 januari 2020 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord.

Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden verklaard voor het medeplegen van de verkoop van GHB, en heeft hem daarvan vrijgesproken. Echter, het hof achtte wel bewezen dat de verdachte opzettelijk aanwezig had van cocaïne en MDMA. De verdachte had deze drugs niet alleen voor eigen gebruik, maar ook ingekocht voor vrienden, wat de ernst van de zaak vergrootte. Gezien de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten, heeft het hof besloten een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken op te leggen, met een proeftijd van twee jaren.

Daarnaast heeft het hof bepaald dat het in beslag genomen geldbedrag van € 185,00 aan de verdachte moet worden teruggegeven. De uitspraak is gedaan door een meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte in overweging hebben genomen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000248-17
datum uitspraak: 14 februari 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 16 januari 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-133892-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
31 januari 2020.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 28 november 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of vervoerd en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt (aan [slachtoffer] ), in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 1 liter GHB, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
subsidiair[medeverdachte] op of omstreeks 28 november 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of vervoerd en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt (aan [slachtoffer] ), in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 1 liter GHB, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 28 november 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, behulpzaam is geweest door de auto (waarmee de GHB werd gebracht) te besturen.
2.
hij op of omstreeks 28 november 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 6,87 gram cocaine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine en/of ongeveer 10,2 gram MDMA gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Vrijspraak

Met de raadsman en de advocaat-generaal is naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 28 november 2015 te Amsterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 6,87 gram van een materiaal bevattende cocaïne en ongeveer 10,2 gram van een materiaal bevattende MDMA.
Hetgeen onder 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf weken, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken, met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van MDMA en cocaïne. Buiten de omstandigheid dat dit voor de gezondheid zeer schadelijke stoffen zijn, leidt het aanwezig hebben van harddrugs niet zelden direct en indirect tot diverse vormen van criminaliteit.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 17 januari 2020 is hij eerder ter zake van overtreding van de Opiumwet onherroepelijk veroordeeld, zij het langere tijd geleden.
Voorts heeft het hof bij de strafoplegging acht geslagen op de royale hoeveelheid harddrugs die de verdachte aanwezig had en de omstandigheid dat deze niet slechts bestemd was voor eigen gebruik, maar dat de verdachte ook had ingekocht voor zijn vrienden. Het hof rekent de verdachte deze gang van zaken aan. Gelet hierop en de recidive van de verdachte in aanmerking genomen, acht het hof in afwijking van de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, een gevangenisstraf passend. Het hof zal deze straf, als stok achter de deur dan wel steun in de rug, in geheel voorwaardelijke vorm opleggen, teneinde de verdachte in de gelegenheid te stellen een legaal bestaan verder op te bouwen – zoals door en namens hem ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht – en teneinde hem ervan te weerhouden zich in de toekomst wederom schuldig te maken aan strafbare feiten.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Beslag

Naar het oordeel van het hof kan uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep worden vastgesteld dat het onder de verdachte inbeslaggenomen geldbedrag van € 185,00 (goednummer 5092061) aan de verdachte toebehoort, zodat het hof de teruggave van dit geldbedrag hem zal gelasten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een geldbedrag van € 185,00 (goednummer 5092061).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. M.W. Groenendijk, in tegenwoordigheid van mr. D. Boessenkool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 februari 2020.
mr. M.L.M. van der Voet is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]