ECLI:NL:GHAMS:2020:1056

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 januari 2020
Publicatiedatum
8 april 2020
Zaaknummer
23-000953-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstallen in vereniging op Schiphol met verwerping van verweren omtrent herkenning en medeplegen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Groot-Brittannië in 1968, was aangeklaagd voor winkeldiefstallen in vereniging op Schiphol. De tenlastelegging omvatte diefstal van parfumartikelen en sigaren, gepleegd op 15 oktober en 16 december 2018. De verdediging voerde aan dat de herkenning van de verdachte onbetrouwbaar was, omdat camerabeelden niet aan het dossier waren toegevoegd en er geen onderscheidende kenmerken waren genoemd. Ook werd betwist dat er sprake was van medeplegen, omdat de verdachte niet alle wegnemingshandelingen zelf had verricht.

Het hof verwierp deze verweren en oordeelde dat de herkenning door de verbalisanten voldoende betrouwbaar was, ondersteund door herkenningen van medeverdachten. Het hof concludeerde dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten, wat medeplegen bevestigde. De verdachte werd schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, en het hof vernietigde het eerdere vonnis, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken. Het hof oordeelde dat de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren gepleegd, een vrijheidsstraf rechtvaardigden.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000953-19
datum uitspraak: 16 januari 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 11 maart 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-260672-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Groot-Brittannië) op [geboortedag] 1968,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
13 december 2019, 10 januari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 15 oktober 2018 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, vijf parfum-artikelen (onder andere van de merken Michael Kors, Hermes, Armani en/of Dior), in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan een ander toebehoorden, te weten aan [winkel 1], in elk geval van (een winkel van) [bv], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
2.
zij op of omstreeks 16 december 2018 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- vijf dozen sigaren, in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan een ander toebehoorden, te weten aan [winkel 2], in elk geval aan (een winkel van) [bv] en/of
- drie parfum-artikelen (van het merk Chanel), in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan een ander toebehoorden, te weten aan [winkel 3], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak van de aan de verdachte ten laste gelegde feiten bepleit. Hij heeft daartoe, kortgezegd, aangevoerd dat niet tot een betrouwbare herkenning van de verdachte kan worden gekomen, nu de camerabeelden niet aan het dossier zijn toegevoegd en de verbalisanten ten aanzien van de stills van de camerabeelden van 16 december 2018 niet hebben geverbaliseerd aan welke onderscheidende kenmerken de herkenning is gedaan. Ook is geen sprake van medeplegen, nu onderlinge wetenschap van de diefstallen niet blijkt uit het dossier en geen gezamenlijke uitvoering heeft plaatsgevonden.
Het hof overweegt als volgt.
Herkenning
Uit de processtukken en het verhandelde ter terechtzitting blijkt het volgende.
De verdachte wordt samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 16 december 2018 aangehouden ter zake van de diefstal van goederen uit de winkels [winkel 3] en [winkel 2] op Schiphol, diezelfde dag gepleegd. Naar aanleiding van de diefstal zijn de camerabeelden uitgekeken, waarvan screenshots zich in het dossier bevinden. Na hun aanhouding worden de verdachten herkend op de camerabeelden van 16 december 2018. Naar aanleiding van de foto’s van de aanhoudingen van de verdachten (pagina’s 198-199 van het dossier) in combinatie met de aan hun toebehorende identiteitsbewijzen worden de verdachten eveneens herkend op de camerabeelden die zijn gemaakt met betrekking tot de diefstallen van 15 oktober 2018.
Gelet hierop is het hof van oordeel dat de verbalisanten met voldoende zekerheid tot een herkenning hebben kunnen komen. Dat hierbij geen onderscheidende kenmerken zijn genoemd, maakt dit naar het oordeel van het hof niet anders, nu de herkenningen van de verbalisanten worden ondersteund door de herkenningen van de verdachten onderling. Zo herkent medeverdachte [medeverdachte 1] de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] op de beelden (p. 45) en herkent de verdachte iemand op de beelden die lijkt op de medeverdachte [medeverdachte 1] (p. 79).
Medeplegen
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Uit de processen-verbaal van het uitkijken van de beelden van de diefstallen van 15 oktober 2018 en
16 december 2018 volgt dat alle drie de verdachten om beurten alleen, maar ook in (wisselende) tweetallen, de winkels betreden, elkaar goederen aanwijzen, goederen aan het zicht onttrekken, zonder deze goederen af te rekenen de winkel verlaten en telkens terugkeren naar één trolley met daarop de bagage, waar telkens één van de verdachten de wacht lijkt te houden. De gestolen goederen worden vervolgens in de bagage aangetroffen, die onder de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] in beslag is genomen. Deze dadergroep is in dezelfde samenstelling op twee verschillende data betrokken geweest bij diefstallen.
Uit de wijze waarop de diefstallen zijn gepleegd volgt dat, anders dan door de verdediging is betoogd, sprake is van een gezamenlijke uitvoering. De stelling dat er geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering, nu de verdachte niet zelf alle wegnemingshandelingen heeft gepleegd, miskent naar het oordeel van het hof dat het voor een bewezenverklaring van medeplegen niet is vereist dat iedere medepleger aan het strafbare feit zelf elke handeling verricht die uiteindelijk leidt tot de voltooide diefstal. Immers, van medeplegen is sprake indien komt vast te staan dat bij het begaan van de strafbare feiten sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Die nauwe en bewuste samenwerking acht het hof, gelet op de uit de bewijsmiddelen volgende wijze waarop de diefstallen door de dadergroep zijn gepleegd, aanwezig.
Het hof verwerpt de door de raadsman gevoerde verweren tot vrijspraak en komt tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij op 15 oktober 2018 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, vijf parfum-artikelen (onder andere van de merken Michael Kors, Hermes, Armani en/of Dior), toebehorende aan [winkel 1] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
2.
zij op 16 december 2018 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
- vijf dozen sigaren, toebehorende aan [winkel 2] en
- drie parfum-artikelen (van het merk Chanel),
toebehorende aan [winkel 3], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd voor de duur van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met haar medeverdachten op twee verschillende tijdstippen schuldig gemaakt aan winkeldiefstallen op Schiphol. In deze winkels hebben de verdachten in een korte tijdspanne diverse malen flessen parfum en dozen sigaren, met een aanzienlijke totale inkoopwaarde, gestolen. De verdachten lijken enkel en alleen voor hun eigen financiële gewin naar Nederland te zijn afgereisd. Door aldus te handelen heeft de verdachte blijk gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van een ander en heeft zij de betrokken winkels schade berokkend.
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat gelet op de geraffineerde wijze waarop de diefstallen zijn uitgevoerd en de waarde van de buitgemaakte goederen alleen kan worden volstaan met oplegging van een vrijheidsstraf van na te noemen duur. Van omstandigheden die tot een ander oordeel zouden nopen is het hof niet gebleken.

Beslag

Uit het vonnis van de politierechter van 11 maart 2019 blijkt niet dat deze een beslissing omtrent de in beslag genomen en niet teruggegeven goederen, zoals vermeld op pagina’s 249 tot en met 255 van het dossier en aan dit arrest gehecht, heeft gegeven.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep om die reden gevorderd dat een beslissing wordt genomen ten aanzien van de goederen die op voornoemde pagina’s worden vermeld, te weten bewaring ten behoeve van de rechthebbende dan wel teruggave aan de verdachte.
De raadsman heeft verzocht alle goederen aan de verdachte terug te geven, nu geen sprake is van een relatie tot enig strafbaar en de goederen aan de verdachte toebehoren.
Het hof oordeelt als volgt.
Uit het dossier (pagina’s 228 tot en met 248) blijkt dat de goederen vermeld op pagina’s 249 tot en met 255 onder de verdachte in beslag zijn genomen. Ten aanzien van de parfumartikelen en de sigaren, te weten goednummers:
- PL2700-18-108582-4 tot en met PL2700-18-108582-13;
- PL2700-18-108582-17 tot en met PL2700-18-108582-23;
- PL2700-18-108582-27 tot en met PL2700-18-108582-36;
- PL2700-18-108582-38,
is het hof gebleken dat deze goederen uit de ten laste gelegde feiten en bewezen verklaarde feiten zijn verkregen. Het hof zal deze goederen daarom bewaren ten behoeve van de rechthebbenden, voor zover deze goederen niet reeds aan die rechthebbenden zijn geretourneerd.
Met betrekking tot de inbeslaggenomen scheerspullen (goednummers PL2700-18-108582-14 tot en met 16 en PL2700-18-108582-24), autosleutel (goednummer PL2700-18-108582-37) en kleding (goednummers PL2700-18-108582-25 en PL2700-18-108582-26) is het hof van oordeel dat niet is komen vast te staan dat deze goederen afkomstig zijn van de bewezenverklaarde feiten . Om deze reden zal het hof de teruggave van deze goederen aan de verdachte gelasten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan de verdachtevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals vermeld op het aan dit arrest gehechte ‘overdrachtsformulier’, gedateerd 17 december 2018, te weten:
- scheerspullen (goednummers PL2700-18-108582-14 tot en met 16 en PL2700-18-108582-24);
- autosleutel (goednummer PL2700-18-108582-37);
- kleding (goednummers PL2700-18-108582-25 en PL2700-18-108582-26).
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals vermeld op het aan dit arrest gehechte ‘overdrachtsformulier’, gedateerd 17 december 2018, te weten:
- parfumartikelen (goednummers PL2700-18-108582-8 tot en met PL2700-18-108582-13, PL2700-18-108582-17 tot en met PL2700-18-108582-23, PL2700-18-108582-27 tot en met PL2700-18-108582-36 en PL2700-18-108582-38);
- sigarendozen (goednummers PL2700-18-108582-4 tot en met PL2700-18-108582-7).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S.M.M. Bordenga, mr. M.W. Groenendijk en mr. J. Steenbrink en mr. D. Boessenkool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 januari 2020.
Mr. J. Steenbrink is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]