Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat de verdachte onder meer samen met zijn broer [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]), zijn neef [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5]), [medeverdachte 7], [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 6] een groep vormde die voorbereidingshandelingen trof om cocaïne vanuit de Antillen naar Nederland in te voeren. De cocaïne zou daarvoor op de Antillen verborgen moeten worden in ([maatschappij]-)vliegtuigen die kort nadien voor onderhoud in hangars op Schiphol-Oost gepland stonden. In deze hangars zou de cocaïne door twee onderhoudsmonteurs van [maatschappij], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3], uit die vliegtuigen gehaald worden. Om dit plan te kunnen uitvoeren was cruciaal dat de groep beschikte over onderhoudsschema’s waarop vermeld stond welk specifiek vliegtuig dat vanuit de Antillen kwam op welk specifiek moment voor onderhoud in een hangar gepland stond. Deze onderhoudsschema’s werden geleverd door [medeverdachte 2]. [medeverdachte 3] verstrekte daarnaast informatie over ‘goede verbergplaatsen’ en stelde door hem gemaakte foto’s van die verbergplaatsen aan de groep ter beschikking. Hun primaire contactpersoon binnen de groep was [medeverdachte 1], eveneens werkzaam bij [maatschappij] op Schiphol-Oost. Als [medeverdachte 1] niet beschikbaar was, namen [medeverdachte 5] of (in mindere mate) de verdachte de honneurs waar.
[medeverdachte 1] speelde een coördinerende rol binnen de groep: hij had op verzoek van [medeverdachte 7] [medeverdachte 2] benaderd voor de onderhoudsschema’s, verkreeg deze en informatie over de verbergplaatsen van [medeverdachte 2] of [medeverdachte 3] en voorzag hen van informatie over vluchtnummers van vliegtuigen waarin de cocaïne zou worden geplaatst, data van arriveren van die vliegtuigen en vindplaatsen van de cocaïne, een en ander opdat zij de cocaïne uit die vliegtuigen zouden kunnen halen.
[medeverdachte 1] (die zich zoals gezegd geregeld liet waarnemen door [medeverdachte 5] en – in mindere mate – de verdachte) speelde op zijn beurt de informatie die hij had gekregen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] door aan [medeverdachte 7]. Daarbij bediende hij zich, evenals alle andere deelnemers aan de groep, van versluierd taalgebruik. [medeverdachte 7] had eveneens een coördinerende rol en was naar het oordeel van het hof de spilfiguur binnen de groep, in die zin dat hij de contactpersoon was tussen Nederland (de personen die ‘inside information’ hadden op Schiphol en de verdovende middelen uit de vliegtuigen konden halen) en de Antillen (de personen die beschikten over de cocaïne en die met de uit Nederland komende informatie deze cocaïne in de vliegtuigen konden verbergen). Informatie uit de Antillen werd door hem aan [medeverdachte 1] (al dan niet via [medeverdachte 5] of de verdachte) doorgegeven en vice versa.
Op enig moment verscheen ook [medeverdachte 6] ten tonele. Hij werd door [medeverdachte 7] op de hoogte gehouden van de gang van zaken, maar bovendien heeft hij zelf telefonisch een persoon op de Antillen instructies gegeven over hoe te handelen, toen de gemaakte afspraken ten aanzien van de verbergplaatsen op de Antillen kennelijk niet werden nagekomen.