ECLI:NL:GHAMS:2020:1037

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 april 2020
Publicatiedatum
7 april 2020
Zaaknummer
23-000045-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het plegen van voorbereidingshandelingen om cocaïne in Nederland in te voeren en deelname aan organisatie die dat tot doel had

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 31 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is veroordeeld voor het plegen van voorbereidingshandelingen om cocaïne in Nederland in te voeren en voor deelname aan een criminele organisatie die tot doel had om dit te faciliteren. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten die zich afspeelden tussen 2013 en 2014, waarbij de verdachte samen met anderen betrokken was bij het kopiëren en delen van onderhoudsschema's van vliegtuigen, het geven van instructies over verbergplekken voor cocaïne, en het onderhouden van contact met derden die betrokken waren bij de invoer van cocaïne. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte een coördinerende rol vervulde binnen de organisatie en dat er sprake was van een gestructureerd samenwerkingsverband. De verdachte heeft in hoger beroep ontkend betrokken te zijn geweest bij de voorbereidingshandelingen, maar het hof heeft zijn verklaring als onaannemelijk en niet verifieerbaar beoordeeld. De verdachte is uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarbij rekening is gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000045-16
datum uitspraak: 31 maart 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 24 december 2015 in de strafzaak onder parketnummer 15/840189-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 27 november 2017, 17 december 2018, 18 december 2018, 11 januari 2019, 3 maart 2020 en 17 maart 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:([naam 1] zaaksdossier B1)
hij in of omstreeks de periode van 19 oktober 2013 tot en met 23 december 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s):
- een of meer onderhoudsschema's van vliegtuigen van [maatschappij], aan welke vliegtuigen op de luchthaven Schiphol onderhoud zou worden gepleegd, gekopieerd en/of buiten de luchthaven gebracht en/of informatie uit die schema's/dat schema overgenomen en/of
- die onderhoudsschema's/onderhoudsschema afgegeven en/of de informatie van die schema's/dat schema gedeeld met een of meer medeverdachten en/of derden, al dan niet inclusief informatie over data en registratiekenmerken van ([maatschappij]-)vliegtuigen die de Antillen zouden aandoen alvorens op de luchthaven Schiphol in onderhoud te gaan en/of
- voor die onderhoudsschema's/dat onderhoudsschema en/of die informatie geld verstrekt en/of ontvangen en/of
- instructies gegeven over de te gebruiken verbergplek(ken) van die cocaïne en/of afspraken heeft gemaakt over die verbergplek(ken) en/of
- contact gehouden met derden die de in te voeren cocaïne in die/dat geselecteerde vliegtuigen zouden (laten) plaatsen over het plaatsen van die cocaïne en/of
- informatie met mededader(s) gedeeld over de te gebruiken verbergplek(ken) en/of het wel of niet plaatsen van cocaïne op de/het betreffende vliegtuig(en) en/of
- zich beschikbaar gehouden om ingevoerde cocaïne uit een of meer verbergplekken in de/het geselecteerde vliegtuig(en) te verwijderen en/of aan landside te brengen en/of
- in een of meer geselecteerde vliegtuigen gezocht naar de betreffende cocaïne;
Feit 2:([naam 1] zaaksdossier B2)
hij in of omstreeks de periode van 23 december 2013 tot en met 18 februari 2014 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s):
- een of meer onderhoudsschema's van vliegtuigen van [maatschappij], aan welke vliegtuigen op de luchthaven Schiphol onderhoud zou worden gepleegd, gekopieerd en/of buiten de luchthaven gebracht en/of informatie uit die schema's/dat schema overgenomen en/of
- die onderhoudsschema's/onderhoudsschema afgegeven en/of de informatie van die schema's/dat schema gedeeld met een of meer medeverdachten en/of derden, al dan niet inclusief informatie over data en registratiekenmerken van ([maatschappij]-)vliegtuigen die de Antillen zouden aandoen alvorens op de luchthaven Schiphol in onderhoud te gaan en/of
- voor die onderhoudsschema's/dat onderhoudsschema en/of die informatie geld verstrekt en/of ontvangen en/of
- instructies gegeven over de te gebruiken verbergplek(ken) van die cocaïne en/of afspraken heeft gemaakt over die verbergplek(ken) en/of
- contact gehouden met derden die de in te voeren cocaïne in die/dat geselecteerde vliegtuigen zouden (laten) plaatsen over het plaatsen van die cocaïne en/of
- informatie met mededader(s) gedeeld over de te gebruiken verbergplek(ken) en/of het wel of niet plaatsen van cocaïne op de/het betreffende vliegtuig(en) en/of
- zich beschikbaar gehouden om ingevoerde cocaïne uit een of meer verbergplekken in de/het geselecteerde vliegtuig(en) te verwijderen en/of aan landside te brengen en/of
- in een of meer geselecteerde vliegtuigen gezocht naar de betreffende cocaïne;
Feit 3:([naam 1] zaaksdossier B3)
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2014 tot en met 26 maart 2014 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s):
- een of meer onderhoudsschema's van vliegtuigen van [maatschappij], aan welke vliegtuigen op de luchthaven Schiphol onderhoud zou worden gepleegd, gekopieerd en/of buiten de luchthaven gebracht en/of informatie uit die schema's/dat schema overgenomen en/of
- die onderhoudsschema's/onderhoudsschema afgegeven en/of de informatie van die schema's/dat schema gedeeld met een of meer medeverdachten en/of derden, al dan niet inclusief informatie over data en registratiekenmerken van ([maatschappij]-)vliegtuigen die de Antillen zouden aandoen alvorens op de luchthaven Schiphol in onderhoud te gaan en/of
- voor die onderhoudsschema's/dat onderhoudsschema en/of die informatie geld verstrekt en/of ontvangen en/of
- instructies gegeven over de te gebruiken verbergplek(ken) van die cocaïne en/of afspraken heeft gemaakt over die verbergplek(ken) en/of
- contact gehouden met derden die de in te voeren cocaïne in die/dat geselecteerde vliegtuigen zouden (laten) plaatsen over het plaatsen van die cocaïne en/of
- informatie met mededader(s) gedeeld over de te gebruiken verbergplek(ken) en/of het wel of niet plaatsen van cocaïne op de/het betreffende vliegtuig(en) en/of
- zich beschikbaar gehouden om ingevoerde cocaïne uit een of meer verbergplekken in de/het geselecteerde vliegtuig(en) te verwijderen en/of aan landside te brengen en/of
- in een of meer geselecteerde vliegtuigen gezocht naar de betreffende cocaïne;
Feit 4:([naam 1] zaaksdossier B4)
hij in of omstreeks de periode van 29 maart 2014 tot en met 9 april 2014 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, en/of voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s):
- een of meer onderhoudsschema's van vliegtuigen van [maatschappij], aan welke vliegtuigen op de luchthaven Schiphol onderhoud zou worden gepleegd, gekopieerd en/of buiten de luchthaven gebracht en/of informatie uit die schema's/dat schema overgenomen en/of
- die onderhoudsschema's/onderhoudsschema afgegeven en/of de informatie van die schema's/dat schema gedeeld met een of meer medeverdachten en/of derden, al dan niet inclusief informatie over data en registratiekenmerken van ([maatschappij]-)vliegtuigen die de Antillen zouden aandoen alvorens op de luchthaven Schiphol in onderhoud te gaan en/of
- voor die onderhoudsschema's/dat onderhoudsschema en/of die informatie geld verstrekt en/of ontvangen en/of
- instructies gegeven over de te gebruiken verbergplek(ken) van die cocaïne en/of afspraken heeft gemaakt over die verbergplek(ken) en/of
- contact gehouden met derden die de in te voeren cocaïne in die/dat geselecteerde vliegtuigen zouden (laten) plaatsen over het plaatsen van die cocaïne en/of
- informatie met mededader(s) gedeeld over de te gebruiken verbergplek(ken) en/of het wel of niet plaatsen van cocaïne op de/het betreffende vliegtuig(en) en/of
- zich beschikbaar gehouden om ingevoerde cocaïne uit een of meer verbergplekken in de/het geselecteerde vliegtuig(en) te verwijderen en/of aan landside te brengen en/of
- in een of meer geselecteerde vliegtuigen gezocht naar de betreffende cocaïne;
Feit 5:([naam 1] zaaksdossier B5)
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2014 tot en met 15 juni 2014 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s):
- een of meer onderhoudsschema's van vliegtuigen van [maatschappij], aan welke vliegtuigen op de luchthaven Schiphol onderhoud zou worden gepleegd, gekopieerd en/of buiten de luchthaven gebracht en/of informatie uit die schema's/dat schema overgenomen en/of
- die onderhoudsschema's/onderhoudsschema afgegeven en/of de informatie van die schema's/dat schema gedeeld met een of meer medeverdachten en/of derden, al dan niet inclusief informatie over data en registratiekenmerken van ([maatschappij]-)vliegtuigen die de Antillen zouden aandoen alvorens op de luchthaven Schiphol in onderhoud te gaan en/of
- voor die onderhoudsschema's/dat onderhoudsschema en/of die informatie geld verstrekt en/of ontvangen en/of
- instructies gegeven over de te gebruiken verbergplek(ken) van die cocaïne en/of afspraken heeft gemaakt over die verbergplek(ken) en/of
- contact gehouden met derden die de in te voeren cocaïne in die/dat geselecteerde vliegtuigen zouden (laten) plaatsen over het plaatsen van die cocaïne en/of
- informatie met mededader(s) gedeeld over de te gebruiken verbergplek(ken) en/of het wel of niet plaatsen van cocaïne op de/het betreffende vliegtuig(en) en/of
- zich beschikbaar gehouden om ingevoerde cocaïne uit een of meer verbergplekken in de/het geselecteerde vliegtuig(en) te verwijderen en/of aan landside te brengen en/of
- in een of meer geselecteerde vliegtuigen gezocht naar de betreffende cocaïne;
Feit 6:([naam 1] zaaksdossier B6)
hij in of omstreeks de periode van 19 augustus 2013 tot en met 17 juni 2014 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie bestond uit (onder meer) verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of een of meer andere personen die tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, vijfde lid, van de Opiumwet en/of 10a, eerste lid, van de Opiumwet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een aantal andere beslissingen dan de rechtbank komt.

Bewijsoverwegingen

Algemeen
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat de verdachte samen met onder meer [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]), [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5]), [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4]), [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 6] een groep vormde die voorbereidingshandelingen trof om cocaïne vanuit de Antillen naar Nederland in te voeren. De cocaïne zou daarvoor op de Antillen verborgen moeten worden in ([maatschappij]-)vliegtuigen die kort nadien voor onderhoud in hangars op Schiphol-Oost gepland stonden. In deze hangars zou de cocaïne door twee onderhoudsmonteurs van [maatschappij], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3], uit die vliegtuigen gehaald worden. Om dit plan te kunnen uitvoeren was cruciaal dat de groep beschikte over onderhoudsschema’s waarop vermeld stond welk specifiek vliegtuig dat vanuit de Antillen kwam op welk specifiek moment voor onderhoud in een hangar gepland stond. Deze onderhoudsschema’s werden geleverd door [medeverdachte 2]. [medeverdachte 3] verstrekte daarnaast informatie over ‘goede verbergplaatsen’ en stelde door hem gemaakte foto’s van die verbergplaatsen aan de groep ter beschikking. Hun primaire contactpersoon binnen de groep was [medeverdachte 1], eveneens werkzaam bij [maatschappij] op Schiphol-Oost. Als [medeverdachte 1] niet beschikbaar was, namen zijn zoon [medeverdachte 5] of (in mindere mate) zijn broer [medeverdachte 4] de honneurs waar.
[medeverdachte 1] speelde een coördinerende rol binnen de groep: hij had op verzoek van de verdachte [medeverdachte 2] benaderd voor de onderhoudsschema’s, verkreeg deze en informatie over de verbergplaatsen van [medeverdachte 2] of [medeverdachte 3] en voorzag hen van informatie over vluchtnummers van vliegtuigen waarin de cocaïne zou worden geplaatst, data van arriveren van die vliegtuigen en vindplaatsen van de cocaïne, een en ander opdat zij de cocaïne uit die vliegtuigen zouden kunnen halen.
[medeverdachte 1] (die zich zoals gezegd geregeld liet waarnemen door [medeverdachte 5] en – in mindere mate – [medeverdachte 4]) speelde op zijn beurt de informatie die hij had gekregen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] door aan de verdachte. Daarbij bediende hij zich, evenals alle andere deelnemers aan de groep, van versluierd taalgebruik. De verdachte had eveneens een coördinerende rol en was naar het oordeel van het hof de spilfiguur binnen de groep, in die zin dat hij de contactpersoon was tussen Nederland (de personen die ‘inside information’ hadden op Schiphol en de verdovende middelen uit de vliegtuigen konden halen) en de Antillen (de personen die beschikten over de cocaïne en die met de uit Nederland komende informatie deze cocaïne in de vliegtuigen konden verbergen). Informatie uit de Antillen werd door hem aan [medeverdachte 1] (al dan niet via [medeverdachte 5] of [medeverdachte 4]) doorgegeven en vice versa.
Op enig moment verscheen ook [medeverdachte 6] ten tonele. Hij werd door de verdachte op de hoogte gehouden van de gang van zaken, maar bovendien heeft hij zelf telefonisch een persoon op de Antillen instructies gegeven over hoe te handelen, toen de gemaakte afspraken ten aanzien van de verbergplaatsen op de Antillen kennelijk niet werden nagekomen.
“Flashen”
De verdachte heeft op de terechtzitting in hoger beroep van 18 december 2018 verklaard dat het hiervoor geschetste beeld over zijn rol binnen de groep onjuist is. Hij heeft nooit voorbereidingshandelingen gepleegd om drugs in te voeren, noch deel uitgemaakt van een criminele organisatie die dat tot doel had. Hij hield zijn medeverdachten en anderen voor de gek, door hem
flashengenoemd. Zijn plan was om anderen geld afhandig te maken door zich voor te doen als iemand die personen kende die drugs op vliegtuigen wilden plaatsen, terwijl dat in werkelijkheid niet het geval was. Die anderen zouden dan zijn plannen om cocaïne te transporteren moeten financieren. Om dit “flashverhaal” kracht bij te kunnen zetten, had hij de onderhoudsschema’s en (foto’s van) geschikte verbergplekken nodig om aan de te
flashenpersonen te kunnen tonen. Aan de andere kant moest hij [medeverdachte 1] en de zijnen doen geloven dat hij daadwerkelijk bezig was met de plannen voor invoer van drugs, omdat hij anders de informatie die hij voor het
flashennodig had (schema’s en foto’s), niet meer zou krijgen. Hij had een kennis genaamd [naam 2] ingeschakeld om zogenaamd aan te tonen dat hij bezig was een transport te realiseren. Deze [naam 2], die de verdachte op Curaçao had ontmoet via een goede vriendin van hem, was door hem geïnformeerd over zijn flashplan en door hem overgehaald om het spelletje mee te spelen. De verdachte heeft [naam 2] in ruil daarvoor geen geld of iets anders beloofd. Het was gelukt om drie mensen te
flashen: [medeverdachte 6] (voor een bedrag van € 1.500,00), een kennis genaamd [naam 3] (voor een bedrag van ongeveer € 5.000,00) en een derde (voor een bedrag van € 3.500,00). De zich in het dossier bevindende telefoongesprekken waaraan hij heeft deelgenomen, moeten in het licht van dit “flashverhaal” worden bezien. En dat zijn verklaring op waarheid berust, vindt bovendien steun in het feit dat door de groep nimmer enige cocaïne naar Nederland is ingevoerd, aldus steeds de verdachte.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Zoals hiervoor overwogen zijn de uit de bewijsmiddelen volgende feiten en omstandigheden redengevend voor de slotsom dat de verdachte intensief betrokken is geweest bij de voorbereiding van invoer van cocaïne naar Nederland. De conclusie zou desalniettemin anders kunnen luiden indien de verdachte een verifieerbare, die redengevendheid ontzenuwende verklaring aflegt. Daarvan is evenwel geen sprake. De verklaring van de verdachte in hoger beroep – die zich tot dan toe in de kern telkens op het standpunt had gesteld dat hij over de beschuldigingen niets kon verklaren – komt, zowel wat de onwaarschijnlijke inhoud betreft als wat betreft het moment waarop deze is afgelegd (namelijk: nadat hij de inhoud van het gehele dossier en het oordeel van de rechtbank tot zich had kunnen nemen én nadat in hoger beroep twee belastende getuigen waren gehoord), over als een uiterste poging om een alternatief scenario te verzinnen. Overtuigen doet die verklaring dan ook niet, mede gelet op het volgende.
Allereerst is de verklaring van de verdachte niet verifieerbaar gebleken. De verdachte is op 18 december 2018, ruim drie jaar nadat hij voor het eerst door de Koninklijke Marechaussee is verhoord, met deze verklaring gekomen. Eén van de personen die hij zou hebben
geflasht, [naam 3], zou volgens de verdachte inmiddels zijn vermoord. Een andere persoon die hij zou hebben
geflasht, [medeverdachte 6], heeft zich – gehoord als getuige – op zijn verschoningsrecht beroepen en heeft zijn verhaal dus niet bevestigd. Over de derde persoon die de verdachte voor de gek heeft gehouden, wil de verdachte uit angst niets verklaren. Ook van ‘[naam 2]’ heeft de verdachte geen contactgegevens kunnen overleggen. Ook overigens biedt het dossier op geen enkel punt steun voor het verhaal van de verdachte. Dat het – mogelijk – niet tot een daadwerkelijke invoer van cocaïne is gekomen, kan in ieder geval niet zonder meer deze steun bieden: ook indien intensief getracht is cocaïne naar Nederland te brengen, kan dit door welke omstandigheid dan ook herhaaldelijk mislukt zijn – nog afgezien van de mogelijkheid dat verborgen cocaïne niet door de Koninklijke Marechaussee is ontdekt.
Ten tweede is ook inhoudelijk de verklaring uiterst onaannemelijk, mede gelet op de onderzoeks-bevindingen van de opsporingsautoriteiten. Niet valt immers in te zien waarom de verdachte, wetende dat er in het geheel geen sprake was van enige verborgen cocaïne, (urgente) vragen van de personen die de cocaïne uit de vliegtuigen zouden halen, direct voorlegt aan [naam 3], nota bene de man die de verdachte volgens zijn eigen verklaring wilde
flashenen niets met verdovende middelen te maken zou hebben. Daarbij valt op dat [naam 3] vervolgens weet aan te geven waar de cocaïne zou zijn geplaatst, welke informatie dan terstond door de verdachte aan [medeverdachte 1] respectievelijk [medeverdachte 5] wordt doorgeleid.
Het hof acht het daarnaast niet aannemelijk dat de verdachte bij het om de tuin leiden van de personen aan de Nederlandse kant daarbij zover zou gaan dat hij die personen, wetende dat er geen cocaïne verborgen was, tot in het vliegtuig toe in stelling brengt, met alle risico’s van ontdekking van dien.
De conclusie kan gelet op het voorgaande dan ook geen andere zijn dat de verdachte voorbereidings-handelingen heeft gepleegd om drugs in te voeren, en deel heeft uitgemaakt van de groep die dat tot doel had.
Criminele organisatie
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte en de genoemde mededaders deel hebben uitgemaakt van een groep die tot doel had cocaïne in Nederland in te voeren. Er was sprake van een duidelijke rolverdeling binnen die groep, die in totaal ongeveer tien maanden heeft gefunctioneerd. Aldus is sprake geweest van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband en derhalve van een organisatie als bedoeld in artikel 11b van de Opiumwet.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1:([naam 1] zaaksdossier B1)
hij in de periode van 19 oktober 2013 tot en met 23 december 2013 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, voor te bereiden en te bevorderen, zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft verschaft en voorwerpen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, hebbende verdachte en/of een of meer van zijn mededaders:
- onderhoudsschema's van vliegtuigen van [maatschappij], aan welke vliegtuigen op de luchthaven Schiphol onderhoud zou worden gepleegd, gekopieerd en buiten de luchthaven gebracht en informatie uit die schema’s overgenomen,
- die onderhoudsschema's afgegeven en de informatie van die schema's gedeeld met medeverdachten, inclusief informatie over data en registratiekenmerken van ([maatschappij]-)vliegtuigen die de Antillen zouden aandoen alvorens op de luchthaven Schiphol in onderhoud te gaan,
- contact gehouden met derden die de in te voeren cocaïne in het geselecteerde vliegtuig zouden (laten) plaatsen over het plaatsen van die cocaïne,
- informatie met mededaders gedeeld over het wel of niet plaatsen van cocaïne op het desbetreffende vliegtuig, en
- zich beschikbaar gehouden om ingevoerde cocaïne uit verbergplekken in het geselecteerde vliegtuig te verwijderen;
Feit 2:([naam 1] zaaksdossier B2)
hij in de periode van 23 december 2013 tot en met 18 februari 2014 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, voor te bereiden en te bevorderen, zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft verschaft en voorwerpen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, hebbende verdachte en/of een of meer van zijn mededaders:
- onderhoudsschema's van vliegtuigen van [maatschappij], aan welke vliegtuigen op de luchthaven Schiphol onderhoud zou worden gepleegd, gekopieerd en buiten de luchthaven gebracht en informatie uit die schema’s overgenomen,
- die onderhoudsschema's afgegeven en de informatie van die schema's gedeeld met medeverdachten, inclusief informatie over data en registratiekenmerken van ([maatschappij]-)vliegtuigen die de Antillen zouden aandoen alvorens op de luchthaven Schiphol in onderhoud te gaan,
- instructies gegeven over de te gebruiken verbergplek van die cocaïne,
- contact gehouden met derden die de in te voeren cocaïne in het geselecteerde vliegtuig zouden (laten) plaatsen over het plaatsen van die cocaïne,
- informatie met mededaders gedeeld over de te gebruiken verbergplek en het plaatsen van cocaïne op het desbetreffende vliegtuig, en
- zich beschikbaar gehouden om ingevoerde cocaïne uit verbergplekken in het geselecteerde vliegtuig te verwijderen;
Feit 3: ([naam 1] zaaksdossier B3)
hij in de periode van 1 maart 2014 tot en met 26 maart 2014 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, voor te bereiden en te bevorderen, zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft verschaft en voorwerpen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, hebbende verdachte en/of een of meer van zijn mededaders:
- onderhoudsschema's van vliegtuigen van [maatschappij], aan welke vliegtuigen op de luchthaven Schiphol onderhoud zou worden gepleegd, gekopieerd en buiten de luchthaven gebracht en informatie uit die schema’s overgenomen,
- die onderhoudsschema's afgegeven en de informatie van die schema's gedeeld met medeverdachten, inclusief informatie over data en registratiekenmerken van ([maatschappij]-)vliegtuigen die de Antillen zouden aandoen alvorens op de luchthaven Schiphol in onderhoud te gaan,
- instructies gegeven over de te gebruiken verbergplekken van die cocaïne,
- contact gehouden met derden die de in te voeren cocaïne in het geselecteerde vliegtuig zouden (laten) plaatsen over het plaatsen van die cocaïne,
- informatie met mededaders gedeeld over de te gebruiken verbergplekken en het plaatsen van cocaïne op het desbetreffende vliegtuig, en
- zich beschikbaar gehouden om ingevoerde cocaïne uit verbergplekken in het geselecteerde vliegtuig te verwijderen;
Feit 4: ([naam 1] zaaksdossier B4)
hij in de periode van 29 maart 2014 tot en met 9 april 2014 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, voor te bereiden en te bevorderen, zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft verschaft en voorwerpen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, hebbende verdachte en/of een of meer van zijn mededaders:
- onderhoudsschema's van vliegtuigen van [maatschappij], aan welke vliegtuigen op de luchthaven Schiphol onderhoud zou worden gepleegd, buiten de luchthaven gebracht en informatie uit die schema’s overgenomen,
- die onderhoudsschema's afgegeven en de informatie van die schema's gedeeld met medeverdachten, inclusief informatie over data en registratiekenmerken van ([maatschappij]-)vliegtuigen die de Antillen zouden aandoen alvorens op de luchthaven Schiphol in onderhoud te gaan,
- instructies gegeven over de te gebruiken verbergplekken van die cocaïne,
- contact gehouden met derden die de in te voeren cocaïne in het geselecteerde vliegtuig zouden (laten) plaatsen over het plaatsen van die cocaïne,
- informatie met mededaders gedeeld over de te gebruiken verbergplekken en het plaatsen van cocaïne op het desbetreffende vliegtuig, en
- zich beschikbaar gehouden om ingevoerde cocaïne uit verbergplekken in het geselecteerde vliegtuig te verwijderen;
Feit 5: ([naam 1] zaaksdossier B5)
hij in de periode van 1 juni 2014 tot en met 15 juni 2014 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, voor te bereiden en te bevorderen, zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft verschaft en voorwerpen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, hebbende verdachte en/of een of meer van zijn mededaders:
- onderhoudsschema's van vliegtuigen van [maatschappij], aan welke vliegtuigen op de luchthaven Schiphol onderhoud zou worden gepleegd, buiten de luchthaven gebracht en informatie uit die schema’s overgenomen,
- die onderhoudsschema's afgegeven en de informatie van die schema's gedeeld met een of meer medeverdachten, inclusief informatie over data en registratiekenmerken van ([maatschappij]-)vliegtuigen die de Antillen zouden aandoen alvorens op de luchthaven Schiphol in onderhoud te gaan,
- instructies gegeven over de te gebruiken verbergplekken van die cocaïne en/of afspraken heeft gemaakt over die verbergplekken,
- contact gehouden met derden die de in te voeren cocaïne in het geselecteerde vliegtuig zouden (laten) plaatsen over het plaatsen van die cocaïne,
- informatie met mededaders gedeeld over de te gebruiken verbergplekken en het plaatsen van cocaïne op het desbetreffende vliegtuig,
- zich beschikbaar gehouden om ingevoerde cocaïne uit verbergplekken in het geselecteerde vliegtuig te verwijderen, en
- in een geselecteerd vliegtuig gezocht naar de desbetreffende cocaïne;
Feit 6: ([naam 1] zaaksdossier B6)
hij in de periode van 19 oktober 2013 tot en met 17 juni 2014 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie bestond uit verdachte, [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [medeverdachte 4], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6], die tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, vijfde lid, van de Opiumwet.
Hetgeen meer of anders ten laste is gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde levert op:
telkens: medeplegen van om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen,
- zich en/of een ander gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en
- voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Het onder 6 bewezen verklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vijfde lid, van de Opiumwet.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Voorts heeft de rechtbank ten aanzien van de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen beslist tot verbeurdverklaring.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, behoudens ten aanzien van de strafoplegging en gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden, daarbij rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht en dat ten aanzien van het beslag wordt beslist conform het oordeel van de rechtbank.
De raadsman van de verdachte heeft in hoger beroep verzocht om bij een bewezenverklaring, in aanmerking genomen de rol van de verdachte, zijn persoonlijke omstandigheden, zijn slechte financiële situatie, het feit dat hij sinds 2014 niet meer met politie of justitie in aanraking is geweest en rekening houdend met de aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn, een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel de reeds ondergane voorlopige hechtenis van 78 dagen niet overstijgt, eventueel onder oplegging van een taakstraf voor de duur van 240 uren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in de periode van 19 oktober 2013 tot en met 17 juni 2014 in georganiseerd verband schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen, gericht op de invoer van cocaïne vanuit de Antillen. De verdachte had een coördinerende taak binnen de organisatie en was de as tussen het Nederlandse deel van deze organisatie en het Antilliaanse deel. Hij was degene die telefonisch contact onderhield met de personen in de bronlanden, die moesten zorgen voor het plaatsen van de cocaïne in de vliegtuigen, waarbij hij hen voorzag van essentiële informatie die hij van de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] had gekregen. Omgekeerd gaf hij aan hen informatie over de voortgang in de Antillen door. Twee monteurs in dienst van [maatschappij] leverden de verdachte respectievelijk onderhoudsschema’s van vliegtuigen en informatie over verbergplekken; ook hielden zij zich beschikbaar om de cocaïne tijdens onderhoudswerkzaamheden op Schiphol-Oost uit de vliegtuigen te halen. Aan de hand van de onderhoudsschema’s kon de groep zich op de hoogte stellen van de vliegbewegingen van de toestellen die zij voor de bewezen verklaarde feiten gebruikten of op het oog hadden. Kwalijk is dat hierbij misbruik werd gemaakt van de privileges die [maatschappij]-medewerkers op Schiphol hebben. Het inschakelen van medewerkers van luchthavens, zoals werknemers van vliegmaatschappijen, heeft bovendien ter plaatse een corrumperend effect.
Het doel van de organisatie was de invoer van cocaïne naar Nederland. Cocaïne is een voor de gezondheid schadelijke stof en bedreigt de volksgezondheid. Ook leidt het tot verschillende andere vormen van criminaliteit, zoals bijvoorbeeld de strafbare feiten die mensen plegen om met de opbrengst daarvan cocaïne te kunnen kopen. Om de volksgezondheid te beschermen en om bedoelde cyclus van strafbare feiten te beperken, zijn voorbereidingshandelingen gericht op de invoer van cocaïne met hoge straffen bedreigd. Hetzelfde geldt voor het lidmaatschap van een criminele organisatie als die waarvan de verdachte lid was.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, in het bijzonder gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de prominente rol die de verdachte daarin heeft vervuld, past naar het oordeel van het hof als sanctie slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Het moge dan ook duidelijk zijn dat de door de verdediging bepleite combinatie van een taakstraf en een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf ver afstaat van wat het hof in de onderhavige zaak een passende en geboden bestraffing acht. Het hof weegt aan de andere kant de bewezen verklaarde feiten lichter dan de rechtbank en de advocaat-generaal en zal om die reden beslissen tot na te noemen strafoplegging.
Het hof is van oordeel dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het (Europees) Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in hoger beroep is overschreden, nu het hof pas na vier jaar en bijna drie maanden na het instellen van het hoger beroep (op 5 januari 2016) eindarrest wijst. Vanwege deze overschrijding van de redelijke termijn zal het hof in plaats van de passend geachte gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden opleggen.
Verbeurdverklaring
Het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan of voorbereid met betrekking tot de hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen. Zij behoren de verdachte toe. Zij zullen daarom worden verbeurd verklaard.
Teruggave
Het in beslag genomen paspoort is niet van de verdachte en stond blijkens het beslagdossier gesignaleerd in het Nationaal Schengen Informatiesysteem. Het paspoort dient te worden teruggegeven aan de rechthebbende, te weten de Staat der Nederlanden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 10a en 11b van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten (overeenkomstig de lijst van in beslag genomen voorwerpen van 18 november 2015):
- een witte Samsung telefoon (volgnr. 1);
- vier schema's onderhoud vliegtuigen (volgnr. 8);
- een onderhoudsschema (volgnr. 12);
- drie verschillende documenten (volgnr. 13);
- drie onderhoudsschema's (volgnr. 16);
- twee documenten (volgnr. 17);
- een BlackBerry telefoon (volgnr. 25);
- een enveloppe (volgnr. 32);
- een Medicam tablet computer (volgnr. 33);
- een zwarte Samsung telefoon (volgnr. 40);
- drie simkaarten (volgnr. 44);
- een zwarte Samsung telefoon (volgnr. 52).
Gelast de teruggave aan de Staat der Nederlandenvan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten (overeenkomstig de lijst van in beslag genomen voorwerpen van 18 november 2015):
- een Nederlands paspoort op naam van [naam 4] (volgnr. 34).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. M.L.M. van der Voet en mr. K.J. Veenstra, in tegenwoordigheid van mr. M. Boelens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 31 maart 2020.
Mr. K.J. Veenstra is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.