ECLI:NL:GHAMS:2020:1023

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 maart 2020
Publicatiedatum
7 april 2020
Zaaknummer
200.265.859/02 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelbeschikking in enquêteprocedure van Ondernemingskamer

In deze zaak, behandeld door de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam, is op 24 maart 2020 een herstelbeschikking gegeven in een enquêteprocedure. De verzoekers, [A] en de besloten vennootschap [B], hebben een verzoek ingediend tegen de besloten vennootschap [C] en haar benoemde bestuurder, mr. P.R. Dekker, alsook tegen de besloten vennootschap [D]. De Ondernemingskamer heeft eerder op 18 maart 2020 een beschikking gegeven, waarin een fout was gemaakt in de begroting van de proceskosten aan de zijde van [D]. De secretaris van de Ondernemingskamer heeft de betrokken advocaten op 19 maart 2020 geïnformeerd over deze fout en hen de gelegenheid gegeven om hierop te reageren. De advocaten van [C] en [D] hebben gebruik gemaakt van deze mogelijkheid en zich gerefereerd aan het oordeel van de Ondernemingskamer.

De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat in het dictum van de beschikking van 18 maart 2020 ten onrechte was vermeld dat de proceskosten aan de zijde van [D] waren begroot op € 3.982, terwijl dit € 2.148 had moeten zijn. Dit werd aangemerkt als een kennelijke fout die kon worden verbeterd op basis van artikel 31 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. In de herstelbeschikking heeft de Ondernemingskamer de proceskostenveroordeling aangepast, waarbij de kosten aan de zijde van [C] en Dekker zijn begroot op € 15.000 en aan de zijde van [D] op € 2.148. De verbetering wordt vermeld op de minuut van de eerdere beschikking van 18 maart 2020, en partijen zijn gelast om de ontvangen stukken te retourneren aan de griffie.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.265.859/02 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 24 maart 2020
inzake

1.[A] ,

wonende te [....] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B],
gevestigd te [....] ,
VERZOEKERS,
advocaat:
mr. M.C. van Rijswijk, kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[C],
gevestigd te [....] ,
VERWEERSTER,
advocaten:
mr. J. van Bekkum, kantoorhoudende te Amsterdam, en
mr. A.H.M. Smits, kantoorhoudende te Rosmalen,
e n t e g e n
Mr P.R. DEKKERin zijn hoedanigheid van door de Ondernemingskamer benoemde bestuurder van [C] ,
kantoorhoudende te Rosmalen,
BELANGHEBBENDE,
advocaten:
mr. J. van Bekkum, kantoorhoudende te Amsterdam, en
mr. A.H.M. Smits, kantoorhoudende te Rosmalen,
e n t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[D],
gevestigd te [....] ,
BELANGHEBBENDE,
advocaat:
mr. J.E. Stam, kantoorhoudende te Naarden.

1.Het verloop van het geding

1.1
In het vervolg zullen partijen en andere personen (ook) als volgt worden aangeduid:
- [B] als [B] ;
- [A] als [A] ;
- [C] als [C] ;
- mr. P.R. Dekker als Dekker;
- [D] als [D]
1.2
Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikkingen in deze zaak van 20 en 23 september 2019, van 12 en 13 november 2019 en van 18 maart 2020.
1.3
De secretaris van de Ondernemingskamer heeft de advocaten van partijen bij e-mail van 19 maart 2020 bericht dat de Ondernemingskamer heeft geconstateerd dat in de beschikking van 18 maart 2020 het aan de zijde van [D] begrote bedrag van de proceskosten niet juist is. Daarbij zijn de advocaten van partijen in de gelegenheid gesteld om zich uiterlijk op 23 maart 2020 schriftelijk uit te laten over het voornemen van de Ondernemingskamer om tot verbetering van die (kennelijke) fout over te gaan door bij de begroting van de proceskosten aan de zijde van [D] geen griffierecht te rekenen en bij toepassing van het liquidatietarief 1 punt te hanteren voor het door [D] ingediende verweerschrift en 1 punt voor de mondelinge behandeling.
1.4
Van de mogelijkheid tot uitlaten is gebruik gemaakt door mr. Stam en mr. Van Bekkum. Zij hebben zich bij email-berichten van 20 maart 2020 namens [D] respectievelijk [C] en Dekker gerefereerd aan het oordeel van de Ondernemingskamer.

2.De gronden van de beslissing

De Ondernemingskamer heeft geconstateerd dat in het dictum van haar beschikking van 18 maart 2020 voor zover van belang is vermeld dat [B] en [A] hoofdelijk in de kosten van het geding worden veroordeeld en dat die kosten aan de zijde van [D] zijn begroot op € 3.982 waar had moeten worden vermeld dat die kosten zijn begroot op € 2.148. Het voorgaande is aan te merken als een kennelijke fout als bedoeld in artikel 31 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering die zich leent voor verbetering zoals eveneens in dat artikel bedoeld. De Ondernemingskamer zal die fout verbeteren en wel als volgt.

3.Beslissing

De Ondernemingskamer:
verbetert haar in de onderhavige zaak op 18 maart 2020 gegeven beschikking in dier voege dat de in het dictum opgenomen proceskostenveroordeling komt te luiden als volgt:
“veroordeelt [B] en [A] hoofdelijk in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [C] en Dekker in afwijking van het liquidatietarief begroot op € 15.000 en aan de zijde van [D] begroot op € 2.148;”
bepaalt dat deze verbetering onder de vermelding van de datum 24 maart 2020 wordt vermeld op de minuut van de beschikking van 18 maart 2020;
gelast elk van partijen de ontvangen grosse dan wel het ontvangen afschrift van de beschikking van 18 maart 2020 na ontvangst van deze aanvullende beschikking aan de griffie van de Ondernemingskamer te retourneren.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.C. Makkink, voorzitter, mr. C.C. Meijer en mr. A.J. Wolfs, raadsheren, en prof. dr. M.N. Hoogendoorn RA en drs. V.G. Moolenaar, raden, in tegenwoordigheid van mr. S.M. Govers, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2020.