ECLI:NL:GHAMS:2020:1002

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 maart 2020
Publicatiedatum
31 maart 2020
Zaaknummer
23-000580-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Roken aan boord van een luchtvaartuig tijdens een vlucht en de gevolgen daarvan

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Haarlem. De verdachte, geboren in 1985, werd beschuldigd van het roken aan boord van een passagiersvliegtuig tijdens een vlucht van Hurghada naar Schiphol op 15 december 2017. De tenlastelegging hield in dat de verdachte de aanwijzingen van de gezagvoerder niet had opgevolgd, aangezien er een rookverbod aan boord gold. Tijdens de zitting op 26 februari 2020 heeft het hof het dossier bestudeerd, inclusief getuigenverklaringen die bevestigden dat de verdachte op het toilet had gerookt. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de overtreding van het rookverbod, wat een feit van algemene bekendheid is. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en verklaarde de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten. De straf die door de kantonrechter was opgelegd, een geldboete van €150,00 of 3 dagen hechtenis, werd door het hof bevestigd. Het hof benadrukte de ernst van het gedrag van de verdachte, dat niet alleen de veiligheid van het personeel, maar ook die van medepassagiers in gevaar bracht. De beslissing van het hof is gebaseerd op de relevante artikelen van de Luchtvaartwet en het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000580-19
datum uitspraak: 11 maart 2020
VERSTEK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Haarlem van 12 juli 2018 in de strafzaak onder parketnummer
15-016565-18 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 26 februari 2020.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 15 december 2017 aan boord van een luchtvaartuig, te weten een passagierstoestel van [maatschappij] met vluchtnummer [nummer], tijdens een vlucht van Hurghada (Egypte) naar Schiphol, en/of in het luchtruim boven Nederland, tijdens die vlucht de door en/of namens de gezagvoerder gegeven aanwijzingen niet heeft opgevolgd, immers heeft zij, verdachte, toen en daar in het vliegtuig gerookt, terwijl de aanwijzing gegeven was niet te roken aan boord van het luchtvaartuig;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

Op basis van het procesdossier stelt het hof het volgende vast.
Op 15 december 2017 is een vliegtuig met vluchtnummer [nummer] van de luchtvaartmaatschappij [maatschappij], welk vliegtuig is ingeschreven in het nationaal luchtvaartregister in Nederland, vanuit Hurghada (Egypte) naar luchthaven Schiphol Airport gevlogen. De verdachte bevond zich als passagier aan boord van dit vliegtuig.
Uit het dossier – in het bijzonder de verklaringen van de getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] – blijkt dat dat de verdachte tijdens de vlucht op het toilet heeft gerookt. Het is een feit van algemene bekendheid dat (i) tijdens een vlucht niet mag worden gerookt aan boord van een vliegtuig, (ii) passagiers door of namens de gezagvoerder van het vliegtuig op dit verbod worden gewezen voorafgaand aan het opstijgen en (iii) tijdens de vlucht permanent, boven elke passagiersstoel en in elke toiletruimte, een bordje met ‘verboden te roken’ brandt.
De verdachte heeft de aanwijzing van de gezagvoerder om niet te roken aan boord van het vliegtuig dus niet opgevolgd.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 15 december 2017 aan boord van een luchtvaartuig, te weten een passagierstoestel van [maatschappij] met vluchtnummer [nummer], tijdens een vlucht van Hurghada (Egypte) naar Schiphol, tijdens die vlucht de door en/of namens de gezagvoerder gegeven aanwijzingen niet heeft opgevolgd, immers heeft zij toen en daar in het vliegtuig gerookt, terwijl de aanwijzing gegeven was niet te roken aan boord van het luchtvaartuig.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van artikel 96, vierde lid, Regeling Toezicht Luchtvaart.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kantonrechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 150,00 subsidiair 3 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich tijdens de vlucht van Egypte naar Nederland schuldig gemaakt aan storend en overlastgevend gedrag door zich niet aan het rookverbod aan boord te houden en niet de aanwijzingen van het luchtvaartpersoneel op te volgen. Dergelijk gedrag binnen de besloten ruimte van een vliegtuig en tijdens de vlucht brengt zowel voor het personeel als voor de medepassagiers gevoelens van onveiligheid met zich.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 62 van de Luchtvaartwet, de artikelen 96 en 166 van de Regeling Toezicht Luchtvaart en de artikelen 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het onder bewezen verklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 150,00 (honderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
3 (drie) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. K.J. Veenstra, mr. N.A. Schimmel en mr. H.A. van Eijk, in tegenwoordigheid van mr. S. Bor, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 maart 2020.