ECLI:NL:GHAMS:2019:984
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Opheffing van curatele en beoordeling van de noodzaak tot voortzetting
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de opheffing van de curatele van de betrokkene, geboren in 1946. De betrokkene had in eerste aanleg verzocht om de curatele op te heffen, maar dit verzoek was afgewezen door de kantonrechter. De curator, die de betrokkene bijstond, voerde verweer en stelde dat de betrokkene niet in staat was haar belangen te behartigen vanwege haar lichamelijke en geestelijke toestand. De betrokkene was van mening dat de gronden voor curatele niet langer aanwezig waren en had dit onvoldoende onderbouwd met bewijsstukken, zoals recente medische verklaringen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 24 januari 2019 is de betrokkene in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat, terwijl de curator ook aanwezig was. De kinderen van de betrokkene, [X] en [Y], waren niet verschenen, ondanks dat zij daartoe waren opgeroepen. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder het gebruik van lithium door de betrokkene en haar aanhoudende waanideeën. Het hof concludeerde dat de betrokkene nog steeds niet in staat was om haar financiële belangen adequaat te behartigen en dat de curatele noodzakelijk bleef.
Het hof heeft de verzoeken van de betrokkene in hoger beroep afgewezen en de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd. De beslissing is genomen op basis van de overweging dat de betrokkene onvoldoende bewijs had geleverd dat de curatele niet langer noodzakelijk was. De curator heeft overtuigend aangetoond dat de betrokkene nog steeds impulsieve aankopen doet en haar financiële situatie niet kan overzien, wat de noodzaak van de curatele bevestigt. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken door de voorzitter op dezelfde datum.