Het hof stelt voorop dat, voor zover de biologische vader heeft beoogd te stellen dat de deskundige onzorgvuldig heeft gehandeld, hij deze stelling onvoldoende heeft onderbouwd. Het hof ziet dan ook geen aanleiding om het rapport van de deskundige terzijde te leggen en zal de bevindingen van de deskundige in zijn oordeel betrekken. Gelet op de bevindingen van de deskundige acht het hof het vaststellen van een omgangsregeling tussen de biologische vader en de kinderen in strijd met zwaarwegende belangen van de kinderen. Daarbij is voorts het volgende overwogen. Het laatste contact van de biologische vader met de kinderen dateert van [datum] 2010, op de eerste verjaardag van [kind B] ; [kind A] was toen bijna drie jaar oud. In juni 2014 zijn de kinderen door de toenmalige gezinsvoogd geïnformeerd over het bestaan van de biologische vader, omdat de moeder en de juridische vader zich niet in staat voelden om hun eigen negatieve gevoelens en gedachten bij de kinderen weg te houden en op een neutrale manier informatie over de biologische vader te geven. De kinderen waren toen 7,4 en 5,4 jaar oud. De kinderen reageerden met angst en weerstand. Het negatieve beeld dat de kinderen thans ook nog hebben van de biologische vader is hoofdzakelijk gevormd door de moeder en de juridische vader en de kinderen lijken geen ruimte te hebben voor andere, meer positieve beelden. In deze situatie acht het hof het aannemelijk dat gedwongen contact tussen de biologische vader en de kinderen een negatieve weerslag op de ontwikkeling van de kinderen zal hebben. Eerst zal de statusvoorlichting voortgezet moeten worden op een bij de ontwikkeling van de kinderen passende, positieve of tenminste neutrale manier. Voor de kinderen is belangrijk dat dit zal worden gedaan door iemand die veilig voor hen is. Van de biologische vader hebben de kinderen emotionele stabiliteit en inleving in hun positie nodig. De biologische vader heeft echter geen persoonlijke en actuele informatie aan de deskundige verschaft, waardoor er geen zicht is op zijn psychische stabiliteit en op zijn functioneren. Wel blijkt uit de stukken dat hij sinds 2009 kampt met fysiek en psychisch letsel (PTSS) als gevolg van een mishandeling, dat hij een beperkt leervermogen en PDD-NOS heeft, maar welke persoonlijke beperkingen dit veroorzaakt, wilde de biologische vader niet inzichtelijk maken met informatie van derden. Daarnaast is duidelijk dat de gevoelens en gedachten van de biologische vader over de moeder negatief en spanning gevend zijn, waardoor hij nog niet in staat kan worden geacht een duidelijk en neutraal verhaal te vormen en te vertellen terwijl de kinderen het nodig hebben dat de biologische vader het verleden aanvaardt en verwerkt, en enigszins ontspannen communiceert.
De moeder heeft haar eigen negatieve gevoelens en herinneringen nog niet voldoende verwerkt en kan daardoor niet openstaan voor gevoelens en behoeften van de kinderen betreffende de biologische vader als deze afwijken van haar eigen gevoelens en behoeften. De moeder kan (nog) geen duidelijk en neutraal beeld bieden over het contact met de biologische vader en lijkt hiervoor ook niet gemotiveerd. Zij heeft onvoldoende inzicht in het belang van de kinderen en kan niet de benodigde emotionele veiligheid bieden, ook niet samen met de juridische vader. Zolang dat speelt, zullen de kinderen in verwarring zijn, hetgeen schadelijk voor hen is.
Het hof sluit zich aan bij de conclusie van de deskundige dat het wenselijk is dat de biologische vader en de moeder psycho-educatie krijgen over de invloed van trauma op hechtingsrelaties en het risico van intergenerationele overdracht hiervan en daarnaast begeleiding aanvaarden bij het vormen van een neutraal positief verhaal ten behoeve van de statusvoorlichting, alsmede dat de moeder begeleiding krijgt en aanvaardt bij het uitgebreid informeren van de biologische vader over de ontwikkeling en het welzijn van de kinderen op frequente basis. De moeder en de juridische vader hebben zich ter zitting op 24 januari 2019 bereid verklaard zich daarvoor tot een professioneel hulpverlener te wenden (via bijvoorbeeld de huisarts, intern begeleider van school of de psychiatrische hulp die de moeder in verband met haar MS ontvangt). Wellicht ten overvoede adviseert het hof de biologische vader acht te slaan op het advies van de deskundige en daaromtrent te overleggen met zijn begeleiders.
Gelet op al het voorgaande zal geen omgangsregeling worden vastgesteld tussen de biologische vader en de kinderen en zal de bestreden beschikking van de rechtbank worden bekrachtigd.