Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezamenlijk gezag van de ouders over hun minderjarige zoon. De vader, verzoeker in hoger beroep, was van mening dat de rechtbank ten onrechte het gezamenlijk gezag had beëindigd en dat hij recht had op een gelijke rol in de opvoeding van zijn kind. De moeder, verweerster in hoger beroep, stelde dat de vader een bedreiging vormde en dat het in het belang van het kind was dat zij alleen het gezag uitoefende. De rechtbank had eerder al voorlopige voorzieningen getroffen en de omgang tussen de vader en de minderjarige was onder toezicht gesteld. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake was van een zeer geëscaleerde conflictscheiding, waarbij de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord was. De vader had in het verleden gedreigd de minderjarige mee te nemen naar het buitenland en er waren ernstige beschuldigingen van bedreigingen over en weer. De raad voor de kinderbescherming adviseerde om het gezag bij de moeder te laten, gezien de situatie van de minderjarige en de onveilige omstandigheden. Het hof concludeerde dat de ouders niet in staat waren om gezamenlijk beslissingen te nemen over de opvoeding van hun kind en dat het gezamenlijk gezag beëindigd moest worden. De moeder werd belast met het gezag en de hoofdverblijfplaats van de minderjarige werd bij haar vastgesteld. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en wees het verzoek van de vader af.