ECLI:NL:GHAMS:2019:97

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 januari 2019
Publicatiedatum
21 januari 2019
Zaaknummer
23-004618-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en de gevolgen voor de verdachte in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van diefstal met geweld, gepleegd op 15 oktober 2016 te Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het wegnemen van boodschappen uit een supermarkt, waarbij de verdachte zich met geweld heeft verzet tegen haar aanhouding. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de diefstal heeft gepleegd en dat deze werd gevolgd door geweld tegen een medewerker van de supermarkt. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 61 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 80 uur, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, waaronder psychische problemen die van invloed zijn op haar gedrag. Het hof heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder meldplicht bij de reclassering en deelname aan behandelingen, om recidive te voorkomen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004618-17
datum uitspraak: 17 januari 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 19 december 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-196788-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 20 december 2018 en 3 januari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 15 oktober 2016 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen boodschappen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een supermarkt, te weten [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld tegen [slachtoffer] en/of een of meerdere personeelsleden van [bedrijf], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat verdachte geen gevolg heeft gegeven op de vraag en/of het verzoek om mee naar achteren te lopen en/of nadat zij werd tegengehouden zich heeft losgerukt en/of heeft wegdraaid en/of vervolgens [slachtoffer] en/of een of meerdere andere personen heeft gebeten, geknepen en/of gekrabd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof komt tot andere beslissingen dan de politierechter in de rechtbank Amsterdam.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 15 oktober 2016 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen boodschappen, toebehorende aan een supermarkt, te weten [bedrijf], welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat verdachte, nadat zij werd tegengehouden, zich heeft losgerukt en vervolgens [slachtoffer] heeft gebeten.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar onder de bijzondere voorwaarden als door de reclassering geadviseerd in het rapport d.d. 16 oktober 2018. Indien zou komen vast te staan dat het taakstrafverbod van toepassing is, heeft de advocaat-generaal subsidiair gevorderd dat geen taakstraf wordt opgelegd, maar dat een langere voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd, met oplegging van de geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal van boodschappen uit een filiaal van [bedrijf] waarna ze zich met geweld heeft verzet tegen haar aanhouding. Wat het hof vooral strafverzwarend acht is dat de verdachte heeft getracht te ontkomen door een medewerker van [bedrijf] te bijten als gevolg waarvan deze medewerker bijtwonden heeft opgelopen waardoor hij gedurende een maand medicijnen moest slikken en zalf moest smeren. Wat verder in het nadeel van de verdachte meespeelt is dat uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 december 2018 blijkt dat zij na dit feit opnieuw een diefstal heeft gepleegd, waardoor het hof twijfelt aan het inzicht van de verdachte in het laakbare van haar handelen.
Het hof heeft bij de beoordeling gelet op het rapport van de reclassering d.d. 16 oktober 2018 waarin naar voren komt dat de verdachte psychische problemen ervaart die van invloed kunnen zijn op het geconstateerde delictgedrag en waarin wordt geconcludeerd dat professionele hulpverlening binnen een verplicht kader wenselijk is ter voorkoming van recidive. Tot slot dient in de onderhavige zaak toepassing te worden gegeven aan de artikelen 22b van het Wetboek van Strafrecht en zal het hof rekening houden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf en een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 22d, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
61 (eenenzestig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
60 (zestig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de volledige proeftijd op door de reclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de vestiging van de Reclassering Nederland aan de Wibautstraat 12 te Amsterdam, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd meewerkt aan diagnostiek en een nader te bepalen behandeling bij de Forensische Ambulante Zorg van Inforsa of een soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij zij zich houdt aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens deze instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde meewerkt aan interventies, gericht op het verkrijgen van een dagbesteding, het ordenen van financiën en het toeleiden naar begeleid wonen, indien de reclassering zulks van toepassing acht.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 40 dagen
hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G. Oldekamp, mr. P. Greve en mr. H.A. van Eijk, in tegenwoordigheid van mr. M.E. van Rijn, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 januari 2019.
=========================================================================
proces-verbaal uitspraak
_______________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-004618-17
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, op 17 januari 2019.
Tegenwoordig zijn:
mr. G. Oldekamp, raadsheer,
mr. G.G. Gielen, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. J.B. Develing, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen de verdachte [verdachte] uitroepen.
De verdachte is
wel / nietin de zaal van de terechtzitting aanwezig.
Raadsman/raadsvrouw is
wel / nietaanwezig.
(zo ja:) naam raadsman/raadsvrouw en plaats:
Tolk is
wel / nietaanwezig. (zo ja:) naam tolk en taal:
De raadsheer spreekt het arrest uit.
De raadsheer geeft de verdachte kennis, dat daartegen binnen 14 dagen na heden beroep in cassatie kan worden ingesteld.
(indien de VTE is verschenen)
De verdachte heeft
wel / geenafstand gedaan van recht aanwezig te zijn bij de uitspraak.
(indien VTE is gedetineerd)
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de raadsheer en de griffier is vastgesteld en ondertekend.