ECLI:NL:GHAMS:2019:966

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 maart 2019
Publicatiedatum
25 maart 2019
Zaaknummer
23-000925-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Profijtontneming in verband met hennepkwekerij en hennepstekkenkwekerij

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 1 maart 2018. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een veroordeelde die zich schuldig heeft gemaakt aan het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. Het openbaar ministerie had in eerste aanleg gevorderd dat de veroordeelde een bedrag van € 10.310,62 aan de Staat zou betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank Noord-Holland legde de veroordeelde een betalingsverplichting op van € 11.115,63. De veroordeelde ging in hoger beroep tegen deze vonnissen.

Het hof bevestigde de bewezenverklaring van de rechtbank, maar kwam tot een andere beslissing met betrekking tot de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof oordeelde dat de veroordeelde in de periode van 8 juli 2011 tot en met 11 januari 2012 in een bedrijfsruimte in Hoofddorp hennepplanten had geteeld. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een bedrag van € 17.960,82, maar het hof schatte het wederrechtelijk verkregen voordeel uiteindelijk op € 12.027,00. Het hof oordeelde dat de redelijke termijn van de procedure was overschreden, maar besloot om deze overschrijding niet verder te bestraffen dan door het vaststellen van het bedrag van de ontneming.

De beslissing van het hof is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en het hof legde de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat van het geschatte bedrag van € 12.027,00 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000925-18 (ontneming)
datum uitspraak: 22 maart 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 1 maart 2018 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer 15-660262-12 tegen de veroordeelde
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1971,
adres: [adres 1].

Procesgang

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de veroordeelde de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van € 10.310,62. De officier van justitie heeft ter terechtzitting in eerste aanleg gerequireerd dat de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op € 13.349,84 en dat de betalingsverplichting op dat bedrag wordt vastgesteld.
De veroordeelde is bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 1 maart 2018 veroordeeld voor – kort gezegd – het telen van hennep en diefstal van elektriciteit.
Verder heeft de rechtbank Noord-Holland bij vonnis van 1 maart 2018 de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 11.115,63 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De veroordeelde heeft hoger beroep ingesteld tegen beide vonnissen.
Het gerechtshof Amsterdam heeft bij arrest van 22 maart 2019 het vonnis van de rechtbank in de strafzaak van de veroordeelde, voor wat betreft de bewezenverklaring, bevestigd.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
8 maart 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de veroordeelde hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de veroordeelde en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel

Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat aan de veroordeelde de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de Staat van € 17.960,82 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de ontnemingsvordering moet worden afgewezen, omdat de veroordeelde zich niet schuldig heeft gemaakt aan het in de strafzaak bewezen telen van hennep.
Beoordeling hof
Het hof is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit de gedragingen die bij arrest van dit hof bewezen zijn verklaard. Uit dit arrest blijkt dat de veroordeelde in de periode van 8 juli 2011 tot en met 11 januari 2012 in een bedrijfsruimte aan de [adres 2] in Hoofddorp opzettelijk hennepplanten heeft geteeld, verdeeld over een hennepstekkenkwekerij en een hennepkwekerij.
Op 26 september 2012 heeft rapporteur [verbalisant], werkzaam bij politie Kennemerland, lokale recherchegroep Haarlemmermeer, een rapport opgesteld betreffende het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel inzake de hennepstekkenkwekerij. Dit rapport zal hierna worden aangehaald als de ‘ontnemingsrapportage hennepstekkenkwekerij’.
Op 7 oktober 2012 heeft dezelfde rapporteur een rapport opgesteld betreffende het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel inzake de hennepkwekerij. Dit rapport zal hierna worden aangehaald als de ‘ontnemingsrapportage hennepkwekerij’.
Bij genoemde ontnemingsrapportages zijn diverse bijlagen gevoegd, ontleend aan het dossier met betrekking tot de onderliggende strafzaak tegen de veroordeelde. Het hof heeft bovendien de beschikking gehad over het volledige dossier van de strafzaak.
Uit de ontnemingsrapportage van de hennepstekkenkwekerij blijkt dat bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel is uitgegaan van in totaal 208 moederplanten. In de voordeel van de veroordeelde zal het hof, rekening houdende met het opbouwen van de kweekruimte en het opkweken van de moederplanten, uitgaan van zeven eerdere oogsten van hennepstekken.
Uit de ontnemingsrapportage van de hennepkwekerij blijkt dat bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel is uitgegaan van 137 planten. Op de begane grond stonden 137 hennepplanten in grote potten en 76 planten in kleinere potten. In het voordeel van de veroordeelde wordt aangenomen dat de 76 planten die in kleinere potten stonden, geen oogst hebben opgeleverd. De eerdere oogsten blijven dus beperkt tot de 137 hennepplanten. Het hof gaat net als de rechtbank uit van twee eerdere oogsten.
Gelet op de omstandigheid dat de veroordeelde niets heeft willen verklaren over de door het hof bewezen verklaarde teelt van hennepplanten, zal het hof bij het bepalen van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel aansluiting zoeken bij het BOOM-rapport betreffende standaardberekeningen en normen wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht van 1 november 2010 (hierna: het BOOM-rapport) en de notitie ‘Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepstekkenkwekerij’ van [naam], senior forensisch accountant.
Hennepstekkenkwekerij
Aan de hand van het aantal knipwonden in de aangetroffen moederplanten en een uitvalpercentage van 20% is vastgesteld dat er in totaal 11.648 hennepstekken zijn gekweekt. In de hennepstekkenkwekerij stonden namelijk 161 + 47 (= 208) moederplanten. In de BOOM-berekening wordt gesteld dat er minimaal 10 stekken per moederplant per keer (= per kweek) kunnen worden afgehaald. In het voordeel van de veroordeelde wordt van het minimale aantal stekken uitgegaan.
208 moederplanten x 10 stekken 2.080 stekken
Minus 20% 416 stekken
------------------
Per oogst 1.664 stekken
7 oogsten x 1.664 stekken 11.648 stekken
In de hennepstekkenkwekerij bevonden zich 487 hennepstekken. In de hennepkwekerij zijn daarnaast 137 + 76 planten aangetroffen. Het hof gaat ervan uit dat voor deze planten hennepstekken zijn gebruikt afkomstig zijn uit de aangetroffen hennepstekkenkwekerij. Hetzelfde geldt voor de planten uit de twee eerdere oogsten van de 137 hennepplanten, die voordeel hebben opgeleverd en die hierna zullen worden besproken. Het totaal aantal verhandelde hennepstekken bedraagt aldus: 11.648 – 487 – 137 – 137 – 137 – 76 = 10.674 stekken.
Opbrengst
Uit het onderzoek blijkt niet aan wie en voor hoeveel de hennepstekken zijn verkocht. Het hof zal zich wat de verkoopprijzen daarom baseren op de verkoopprijzen die zijn opgenomen in de notitie ‘Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepstekkenkwekerij’ (gepubliceerd in BOOM-nieuws nr. 46 van december 2006 en als bijlage gevoegd bij de ontnemingsrapportage hennepstekkenkwekerij). In die notitie is als verkoopprijs opgenomen een gemiddelde verkoopprijs van
€ 1,00 per stek.
De bruto-opbrengst van de verhandelde hennepstekken bedraagt aldus: 10.674 x € 1,00 =
€ 10.674.
Kosten
Uit het onderzoek zijn de volgende kostenposten naar voren gekomen:
Kosten inkoop moederplanten (208 planten x € 2,85) € 592,80
Kosten opkweken moederplanten (208 planten x € 3,33) € 692,64
Afschrijvingskosten t.b.v. moederplanten (7 oogsten x € 200) € 1.400
Afschrijvingskosten t.b.v. stekken (7 oogsten x € 30) € 210
Variabele kosten (10.948 x € 0,20) € 2.189,60
Elektriciteitskosten € 0,00
Huisvestingskosten (huur pand € 1.041,67 x 5 maanden) € 5.208,35
--------------
Totaal € 10.293,39
De variabele kosten zijn berekend over de stekken die voordeel hebben opgeleverd. Dat zijn de verhandelde stekken, alsmede de stekken die voor de twee geslaagde oogsten zijn gebruikt, maar niet de stekken die zijn gebruikt voor de 137 planten die bij het oprollen van de kwekerij in beslag zijn genomen. Anders dan de rechtbank neemt het hof ten aanzien van de kosten voor de huisvesting vijf maanden in aanmerking. Immers worden voor huisvesting alleen kosten in aanmerking genomen voor zover ze betrekking hebben op de geslaagde oogsten. Het hof gaat uit van twee oogsten. Uitgaande van een kweekcyclus van tien weken betekent dit dat ten behoeve van de geslaagde oogsten 20 weken huur is betaald. Dat zijn ongeveer vijf maanden.
Het netto wederrechtelijk verkregen voordeel voor de hennepstekkenkwekerij wordt derhalve gesteld op:
Bruto opbrengst verhandelde hennepstekken € 10.674
Totale kosten hennepstekkenkwekerij € 10.293,39-
-------------
Wederrechtelijk verkregen voordeel (naar beneden afgerond) € 380
Hennepkwekerij
In de hennepkwekerij stonden 137 planten. Per vierkant meter stonden er 16 planten. In het BOOM-rapport van 1 november 2010 is een tabel opgenomen met daarin de opbrengst per hennepplant. De opbrengst aan hennep per plant van deze kwekerij is volgens de tabel minimaal 27,7 gram.
Opbrengst
De bruto-opbrengst hennep per plant bedraagt derhalve 137 x 27,7 = 3.794 gram.
De daadwerkelijke verkoopprijs van de hennep kon niet worden vastgesteld. Volgens het BOOM-rapport bedraagt deze minimaal € 3,28 per gram
De bruto-opbrengst per oogst bedraagt dus (naar beneden afgerond) 3.794 gram x € 3,28 =
€ 12.444.
Kosten
Uit het onderzoek zijn de volgende kosten naar voren gekomen die op basis van het BOOM-rapport zijn berekend:
Afschrijvingskosten (€ 150 per oogst) € 150
Variabele kosten (137 planten x € 3,33) € 456,21
Elektriciteitskosten € 0,00
Kosten knippers € 0,00
Huisvestingskosten € 0,00
-----------
Totale kosten per oogst
€ 606,21
Bij de kosten zijn niet de inkoop van de hennepstekken meegenomen omdat het hof ervan uitgaat dat daarvoor stekken uit de stekkenkwekerij zijn gebruikt. Bij de berekening van de opbrengsten uit de hennepstekkenkwekerij zijn deze stekken op het aantal verhandelde stekken mindering gebracht.
Daarnaast worden de huisvestingskosten die bij de berekening met betrekking tot de hennepstekkenkwekerij in aanmerking zijn genomen, niet tevens hier in aanmerking genomen aangezien de hennepkwekerij zich in hetzelfde pand bevond als de hennepstekkenkwekerij.
Het netto wederrechtelijk verkregen voordeel voor de hennepkwekerij wordt derhalve gesteld op:
Bruto-opbrengst 2 oogsten (2 oogsten x € 12.444) € 24.888
Totale kosten 2 oogsten (2 oogsten x 606,21) € 1.212,42 -
---------------
Wederrechtelijk verkregen voordeel (naar beneden afgerond) € 23.675
Eindberekening wederrechtelijk verkregen voordeel:
Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepstekkenkwekerij
€ 380
Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij
€ 23.675+
--------------
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel € 24.055
Nu in de strafzaak bewezen is verklaard dat de veroordeelde het bewezenverklaarde heeft begaan met in ieder geval nog één betrokkene, moet het wederrechtelijk verkregen voordeel pondspondsgewijs, dus bij helfte, worden verdeeld.
Op grond van het voorgaande schat het hof het wederrechtelijk verkregen voordeel op (naar beneden afgerond)
€ 12.027.

Verplichting tot betaling aan de Staat

Bij de berechting van de ontnemingsvordering is de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden geschonden. De op redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen met de vordering ontneming op 4 februari 2014. De zaak is in hoger beroep afgerond met een eindbeslissing op 22 maart 2019. De procedure als geheel heeft derhalve heeft derhalve ruim vijf jaren geduurd.
Uitgaande van een redelijke termijn van twee jaren per instantie is deze periode met ruim een jaar overschreden. Het hof heeft in de gelijktijdig behandelde strafzaak de overschrijding van de redelijke termijn reeds in aanmerking genomen door het opleggen van een lagere straf en zal daarom in de onderhavige ontnemingszaak met de constatering van bedoelde overschrijding volstaan.
Aan de veroordeelde dient, ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting te worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 12.027.

Toepasselijk wettelijk voorschrift

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van €
12.027,00 (twaalfduizend zevenentwintig euro).
Legt de veroordeelde de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 12.027,00 (twaalfduizend zevenentwintig euro).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. P.C. Römer en mr. R.P. den Otter, in tegenwoordigheid van mr. M. Gieske, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 maart 2019.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]