ECLI:NL:GHAMS:2019:952

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 maart 2019
Publicatiedatum
22 maart 2019
Zaaknummer
23-000727-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in een hennepkwekerijzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De veroordeelde was eerder veroordeeld voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, specifiek voor het telen van hennep in zijn woning. Het Openbaar Ministerie had in eerste instantie een vordering ingediend voor de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op € 36.636,60, maar deze vordering werd in eerste aanleg verlaagd naar € 18.318,30. De politierechter legde de veroordeelde een betalingsverplichting op van € 18.318,00.

In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de veroordeelde en zijn raadsman. Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde hennep heeft geteeld in twee kweekruimtes in zijn woning van 19 december 2014 tot en met 27 februari 2015. De totale bruto opbrengst van de hennepkwekerij werd berekend op € 22.545,08, waarna de kosten van de kwekerij in mindering werden gebracht. Na aftrek van de kosten kwam het hof tot de conclusie dat het wederrechtelijk verkregen voordeel € 18.741,42 bedroeg.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling van dit bedrag aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel regelt. Het arrest is uitgesproken op een openbare terechtzitting en is daarmee openbaar gemaakt.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000727-18
Datum uitspraak: 21 maart 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 23 februari 2018 op de vordering van het Openbaar Ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer
15-700267-15 tegen de veroordeelde
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
adres: [adres 1].

Procesgang

Het Openbaar Ministerie heeft in eerste instantie gevorderd dat aan de veroordeelde de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van € 36.636,60. De officier van justitie heeft ter terechtzitting in eerste aanleg de vordering verlaagd naar € 18.318,30.
De veroordeelde is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 23 februari 2018 veroordeeld ter zake van – kort gezegd – opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
Voorts heeft de politierechter in de rechtbank Noord-Holland bij vonnis van 23 februari 2018 de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 18.318,00 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De veroordeelde heeft hoger beroep ingesteld tegen beide vonnissen.
Gerechtshof Amsterdam heeft bij arrest van 21 maart 2019 het vonnis in de inhoudelijk strafzaak bevestigd.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
7 maart 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de veroordeelde en de raadsman naar voren is gebracht.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat aan de veroordeelde de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de staat van € 36.636,00 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De raadsman van de veroordeelde heeft ter terechtzitting in hoger beroep aan de hand van zijn pleitnota verzocht de ontnemingsvordering niet-ontvankelijk te verklaren gelet op zijn in de strafzaak gevoerde verweren strekkende tot vrijspraak.
Beoordeling
Veroordeelde is in de hoofdzaak veroordeeld wegens het telen van hennep in de woning aan de [adres 2] te Alkmaar in de periode van 19 december 2014 tot en met 27 februari 2015.
Het hof zal bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uitgaan van hetgeen is opgenomen in het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art 36e, tweede lid, Sr van 11 april 2015 opgemaakt door [verbalisant].
Het hof komt tot de volgende berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Opbrengst
- Kweekruimte 1 (slaapkamer)
In de eerste kweekruimte stonden 72 potten, met in iedere pot potgrond met daarin een doorwortelde kluit en kennelijk afgeknipte stengelrestanten. Per vierkante meter stonden er 24 hennepplanten en/of potten. Volgens de tabel in het BOOM-rapport van 1 november 2010 is de opbrengst hennep per plant in kweekruimte 1 minimaal 23.5 gram.
De bruto opbrengst per oogst bedraagt 72 planten x 23,5 gram = 1,692 kilogram.
Volgens het BOOM-rapport bedraagt de verkoopprijs van hennep minimaal € 3.280,00 per kilogram.
De totale bruto opbrengst per oogst bedraagt minimaal 1,692 kilogram x € 3.280 = € 5.549,76 [1] .
- Kweekruimte 2 (woonkamer)
In de tweede kweekruimte stonden 215 potten, met in iedere pot potgrond met daarin een doorwortelde kluit en kennelijk afgeknipte stengelrestanten. Per vierkante meter stond er 23 hennepplanten en/of potten. Volgens de tabel in het BOOM-rapport van 1 november 2010 is de opbrengst hennep per plant in de kweekruimte 2 minimaal 24,1 gram. De bruto opbrengst per oogst bedraagt 215 planten x 24,1 gram = 5,1815 kilogram.
Volgens het BOOM-rapport bedraagt de verkoopprijs van hennep minimaal € 3.280,00 per kilogram.
De totale bruto opbrengst per oogst bedraagt minimaal 5,1815 kilogram x € 3.280 = € 16.995,32. [2]
Met de politierechter acht het hof aannemelijk dat in beide kweekruimtes sprake is geweest van één oogst. Voor twee oogsten is onvoldoende bewijs in het dossier voorhanden. De totale bruto opbrengst van de hennepkwekrijen komt daarmee op € 5.549,76 + € 16.995,32 = € 22.545,08.
Kosten
De per oogst in mindering te brengen kosten van de hennepkwekerij zijn op basis van het
BOOM-rapport van 1 november 2010 als volgt.
- Kweekruimte 1
Aftrek kosten:
Afschrijvingskosten € 150,00
Hennepstekken € 205,20
Variabele kosten € 239,76
Elektriciteitskosten € 420,00
Totale kosten per oogst € 1.014,96 [3]
- Kweekruimte 2
Aftrek kosten:
Afschrijvingskosten € 200,00
Hennepstekken € 612,75
Variabele kosten € 715,95
Elektriciteitskosten € 1.260,00
Totale kosten per oogst € 2.788,70 [4]
De totale kosten van de hennepkwekerijen komt daarmee op € 1.014,96 + € 2.788,70 =
€ 3.803,66
Het wederrechtelijk verkregen voordeel komt hiermee op € 22.545,08 - € 3.803,66 = € 18.741,42

Verplichting tot betaling aan de Staat

Aan de veroordeelde dient, ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting te worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 18.741,42.

Toepasselijk wettelijk voorschrift

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van €
18.741,42 (achttienduizend zevenhonderdeenenveertig euro en tweeënveertig cent).
Legt de veroordeelde de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 18.741,42 (achttienduizend zevenhonderdeenenveertig euro en tweeënveertig cent).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J. Piena, mr. P. Greve en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van
mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
21 maart 2019.
=========================================================================
[…]

Voetnoten

1.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art 36e, tweede lid, Sr van 11 april 2015 opgemaakt door verbalisant [verbalisant], ongenummerde pagina.
2.Idem.
3.Idem.
4.Idem.