ECLI:NL:GHAMS:2019:938

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 januari 2019
Publicatiedatum
21 maart 2019
Zaaknummer
23-000799-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake dealeroverlastgebied en verwijderingsbevel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor het niet naleven van een verwijderingsbevel dat was uitgevaardigd door de burgemeester van Amsterdam, met betrekking tot het dealeroverlastgebied 1.0. De tenlastelegging bestond uit twee delen, waarbij de verdachte op 25 december 2015 en 29 december 2015 niet zou hebben voldaan aan het bevel om zich uit het overlastgebied te verwijderen. Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van de stukken en het verhoor van de verdachte en zijn raadsman.

Het hof oordeelde dat de verdachte op 25 december 2015 niet op de hoogte was van het bevel, omdat hij niet op de hoogte was gesteld van de inhoud van de beslissing van de burgemeester. Daarom werd de verdachte in de zaak met parketnummer 13-259944-15 vrijgesproken. In de tweede zaak, met parketnummer 13-261602-15, oordeelde het hof echter dat de verdachte wel degelijk op de hoogte was van het bevel en dat hij opzettelijk niet had voldaan aan de verplichtingen die hem waren opgelegd. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde de verdachte in deze zaak strafbaar.

De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, met de mogelijkheid van 15 dagen vervangende hechtenis. Het hof hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren begaan, evenals met het strafblad van de verdachte, waaruit bleek dat hij eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. Het hof besloot echter niet tot een hogere straf dan in eerste aanleg was opgelegd, gezien de tijd die sinds het bewezen geachte was verstreken en de vrijspraak in de andere zaak.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000799-18
datum uitspraak: 23 januari 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 2 maart 2018 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-259944-15 en 13-261602-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
9 januari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is in de zaak met
parketnummer 13-259944-15ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 december 2015 te 22:50 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied 1.0 Centrum, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 3 maanden niet meer te bevinden;
en in de zaak met
parketnummer 13-261602-15dat:
hij op of omstreeks 29 december 2015 te 01:15 uur te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het (dealer)overlastgebied 1.0, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 3 maanden niet meer te bevinden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof met betrekking tot de bewijsvraag tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Bewijsoverwegingen

De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het aan hem in beide zaken ten laste gelegde. Daartoe heeft hij, kort gezegd, aangevoerd dat de verdachte op 25 december 2015 noch op 29 december 2015 op de hoogte was van het aan hem opgelegde gebiedsverbod.
Het hof overweegt als volgt.
De politie heeft op 18 november 2015 aan de verdachte aangekondigd dat hij zal worden voorgedragen bij de burgemeester van Amsterdam voor een bevel om zich uit dealeroverlastgebied 1.0 te verwijderen. Daarbij is hem een kaart van dat gebied overhandigd. Hij heeft de politie te kennen gegeven niet in het dealeroverlastgebied te wonen of te werken. De politie heeft hem daarbij te verstaan gegeven dat de beslissing van de burgemeester zal worden verstuurd naar een door de verdachte opgegeven postadres. Bij besluit van 8 december 2015 is namens de burgemeester van Amsterdam bevolen dat de verdachte zich uit dealeroverlastgebied 1.0 verwijdert en zich daar gedurende 3 maanden (van 12 december 2015 tot en met 11 maart 2016) niet meer ophoudt. Op 9 december 2015 is dit besluit op het door de verdachte opgegeven postadres in de brievenbus gedeponeerd. Vervolgens is de verdachte op 25 december 2015 aangehouden in dealeroverlastgebied 1.0. Na het verhoor dat op 26 december 2015 in dat verband van hem is afgenomen, is hem de dagvaarding in de zaak met parketnummer 13-259944-15 uitgereikt, waarin hem het verwijt wordt gemaakt dat hij op 25 december 2015 niet heeft voldaan aan het bevel zich gedurende 3 maanden niet meer in het dealersoverlastgebied 1.0 te bevinden. Daarbij is hem de inhoud en de strekking van de dagvaarding uitgelegd. De verdachte heeft verklaard die inhoud en strekking te begrijpen. Op 29 december 2015 is de verdachte opnieuw in het dealeroverlastgebied aangehouden.
Met de raadsman is het hof van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte op 25 december 2015 het verwijderingsbevel
opzettelijkheeft overtreden. De opvatting van de advocaat-generaal dat het voor rekening en risico van de verdachte moet worden gelaten dat hij zijn post niet ophaalt of zich op de hoogte stelt van de inhoud van hetgeen op zijn postadres wordt achtergelaten, maakt dat niet anders, mede gelet op de jurisprudentie op dit terrein. Daarom is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in de zaak met parketnummer 13-259944-15 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Dit ligt anders in de zaak met parketnummer 13-261602-15. Uit de vastgestelde feiten leidt het hof af dat de verdachte vanaf 18 november 2015 op de hoogte was van de precieze grenzen van dealeroverlastgebied 1.0 en dat hij vanaf 26 december 2015 wist dat hem namens de burgemeester het bevel was gegeven zich uit dat dealeroverlastgebied te verwijderen en zich daar gedurende 3 maanden niet meer op te houden. Bij die stand van zaken kan bewezen worden dat de verdachte op 29 december 2015 opzettelijk niet aan dat bevel heeft voldaan. Hier doet, anders dan de raadsman heeft geïmpliceerd, niet aan af dat de verdachte de schriftelijke beslissing voordien beweerdelijk niet onder ogen heeft gehad. In deze zaak wordt het tot vrijspraak strekkende verweer verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
13-261602-15 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 december 2015 te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel om zich uit het (dealer)overlastgebied 1.0, te verwijderen en zich daar gedurende 3 maanden niet meer te bevinden.
Hetgeen in de zaak met parketnummer 13-261602-15 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak met parketnummer 13-261602-15 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer 13-261602-15 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 13-261602-15 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg beide ten laste gelegde feiten bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte tot dezelfde straf zal worden veroordeeld.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte en heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het negeren van een verwijderingsbevel, uitgevaardigd namens de burgemeester van Amsterdam. Dergelijke bevelen zijn gericht op de handhaving van de openbare orde in het betreffende gebied. Door het negeren daarvan heeft de verdachte het gevoerde beleid doorkruist en er blijk van gegeven lak te hebben aan de bevelen van gezagsdragers.
Het hof heeft gelet op de straffen die ter zake van verwijderingsbevelen in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd. Ook is acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 28 december 2018, waaruit blijkt dat hij onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke vergrijpen (artikelen 181 en 184 van het Wetboek van Strafrecht) die vóór het thans bewezen geachte zijn begaan. Dit wordt in zijn nadeel gewogen. Oplegging van een hogere straf dan in eerste aanleg is uitgesproken zou in beginsel dan ook op zijn plaats zijn. Gelet op de tijd die sinds het bewezen geachte is verstreken, de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en het feit dat het hof tot vrijspraak komt van één van de tenlastegelegde feiten, zal het hof daartoe niet overgaan.
Gelet hierop acht het hof, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 63 en 184 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-259944-15 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
13-261602-15 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 13-261602-15 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. J.J.I. de Jong en mr. H.A. van Eijk, in tegenwoordigheid van
mr. D. Boessenkool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
23 januari 2019.
=========================================================================
proces-verbaal uitspraak
_______________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000799-18
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, op 23 januari 2019.
Tegenwoordig zijn:
mr. W.M.C. Tilleman, raadsheer,
mr. M.C.W. van der Voort, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. M.D.J. Teengs Gerritsen, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen de verdachte [verdachte] uitroepen.
De verdachte is
wel / nietin de zaal van de terechtzitting aanwezig.
Raadsman/raadsvrouw is
wel / nietaanwezig.
(zo ja:) naam raadsman/raadsvrouw en plaats:
De raadsheer spreekt het arrest uit.
De raadsheer geeft de verdachte kennis, dat daartegen binnen 14 dagen na heden beroep in cassatie kan worden ingesteld.
(indien de VTE is verschenen)
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de raadsheer en de griffier is vastgesteld en ondertekend.