ECLI:NL:GHAMS:2019:909

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 maart 2019
Publicatiedatum
20 maart 2019
Zaaknummer
200.229.583/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering van vastgoedonderneming tegen gemeente Haarlem inzake taxatie- en schadevaststellingswerkzaamheden

In deze zaak vordert [X] Vastgoed B.V. van de gemeente Haarlem betaling van onbetaalde facturen voor taxatie- en schadevaststellingswerkzaamheden. De vordering is gebaseerd op de algemene erfpachtvoorwaarden, waarin is bepaald dat de gemeente de kosten van deskundigen in het kader van de canonherziening dient te vergoeden. Het hof oordeelt dat de vordering van [X] terecht is afgewezen, omdat de grondslag ondeugdelijk is. De gemeente was niet de opdrachtgever van [X] en de bepalingen in de erfpachtvoorwaarden kunnen niet als een derdenbeding worden beschouwd. Het hof wijst erop dat de gemeente slechts verplicht was om de kosten te vergoeden aan de erfpachters, niet aan [X]. De rechtbank had eerder al geoordeeld dat de vorderingen van [X] niet konden worden toegewezen, en het hof bevestigt dit oordeel. De kosten van het appel worden toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partij, [X].

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.229.583/01
zaak- en rolnummer rechtbank Noord-Holland: C/15/245120 / HA ZA 16-408
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 19 maart 2019
inzake
[X] VASTGOED B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. M. Bitter te Haarlem,
t e g e n
GEMEENTE HAARLEM,
zetelend te Haarlem,
geïntimeerde,
advocaat: mr. H. van Lier te Haarlem.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [X] en de gemeente genoemd.
[X] is bij dagvaarding van 10 augustus 2017 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 17 mei 2017, onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen [X] als eiseres en de gemeente als gedaagde.
Vervolgens hebben partijen de volgende stukken ingediend:
  • memorie van grieven, met producties;
  • akte rectificatie van de kant van [X] ;
  • memorie van antwoord;
  • akte rectificatie van de kant van [X] ;
  • antwoordakte van de kant van de gemeente.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[X] heeft geconcludeerd, kort gezegd, dat het hof bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest het bestreden vonnis vernietigt en, kort gezegd, de vordering van [X] alsnog toewijst, met beslissing over de proceskosten, met nakosten en rente.
De gemeente heeft geconcludeerd dat het hof bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest het bestreden vonnis bekrachtigt, met beslissing over de proceskosten, met nakosten.

2.De feiten

De rechtbank heeft onder 2.1 tot en met 2.15 van het bestreden vonnis een aantal feiten opgesomd waarvan zij bij de beoordeling is uitgegaan. Deze feiten zijn niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.

3.De beoordeling

3.1.
In deze zaak gaat het om het volgende.
( a) [X] is een onderneming die zich onder meer richt op waardering van vastgoed, waaronder ook in erfpacht uitgegeven gronden.
( b) In de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw heeft de gemeente diverse erfpachtcontracten gesloten. Op deze contracten zijn van toepassing de “Algemene voorwaarden voor de uitgifte in voortdurende erfpacht van aan de gemeente Haarlem toebehorende gronden” (hierna: de AV), zoals opgenomen in een notariële akte van 7 oktober 1920.
( c) Krachtens de AV heeft de gemeente in de periode 1995-2005 per bouwblok, mede op basis van een grondwaardeherziening, de toepasselijke jaarlijkse erfpachtcanon herzien voor een nieuwe termijn van vijftig jaar. Daarbij is een canonherzieningsmethodiek toegepast die, onder meer wegens een onjuiste vaststelling van de grondwaarde, niet met de AV strookte.
( d) De gemeente heeft [X] in 2005 opdracht gegeven een onafhankelijke (her)taxatie van de grondwaarde te verrichten voor 163 gevallen. [X] heeft de opdracht uitgevoerd en de gemeente heeft haar daarvoor betaald.
( e) In 2012 en daarop volgende jaren heeft de gemeente de canons opnieuw vastgesteld. In het Collegebesluit “BBV nr: 2014/139724” van april 2014 (hierna: het Collegebesluit) is over de hertaxatie onder andere het volgende opgenomen:
1. Inleiding
(...)
Naar aanleiding van vragen van enkele erfpachters over de hoogte van de grondwaardeherziening uit 2000-2005 en de daaruit volgende berekening van de erfpachtcanon, heeft de gemeente de betreffende grondwaardes nogmaals gecontroleerd. Na deze controle is gebleken dat bij de herziening een peildatum is gehanteerd die afwijkt van de toen geldende Algemene Voorwaarden (AV). Tevens is de wijze waarop de canon is vastgesteld niet gegaan conform de AV. Dit heeft geleid tot een te hoge erfpachtcanon, waardoor erfpachters te veel hebben betaald.
(...)
2. Besluitpunten college
1. Het college besluit de teveel ontvangen erfpacht terug te betalen op basis van het gelijkheidsbeginsel.
2. Het college besluit de te weinig ontvangen erfpacht niet te vorderen.
(...)
7. Uitvoering
(...)
De werkzaamheden vinden per dossier plaats. Elk dossier zal worden bezien door twee deskundigen. Eén werkt in opdracht van de gemeente en 1 in opdracht van de erfpachter, danwel bij omzetting de koper. Na oplevering van een finaal en door beide partijen goedgekeurd schaderapport zal over worden gegaan tot uitbetaling.”
( f) Volgens artikel 11 lid 1 en lid 7 van de AV geschiedt de herziening van de pachtsommen door drie deskundigen en worden de “op de uitspraak der deskundigen vallende” kosten door de gemeente gedragen.
( g) Bij brief van 17 juni 2013, mede ondertekend door [X] , heeft rentmeester NVR en beëdigd NVM-taxateur [Y] (hierna: [Y] ), de gemeente onder meer het volgende geschreven:
“Op uw verzoek heeft [Y] van een zestal woningen de grondwaarde getaxeerd, de waarde is getaxeerd op de waarde per peildatum zoals deze voor het betreffende object van toepassing was. (…)
Op 30 mei[2013; hof]
heeft [Y] de door hem getaxeerde waarden besproken met de heer [X] , die de objecten al eerder getaxeerd heeft. Uit dit overleg is gebleken dat niet alleen de door beide taxateurs vastgestelde waarde vrijwel gelijk waren, maar ook dat de gekozen methodiek gelijk was. Ook de canon hebben de deskundige op een vrijwel gelijke hoogte berekend.
In vervolg op vorenstaand zullen beide taxateurs dan voor de reeds getaxeerde objecten een gezamenlijk rapport uitbrengen waarin de getaxeerde grondwaarde vermeld staat alsmede hoe de taxateurs tot dit waardeoordeel zijn gekomen.
Beide deskundige stellen de gemeente voor ook de overige erfpachtobjecten op een gelijke wijze te laten taxeren.”
( h) Bij brief van 21 juni 2013 heeft de gemeente opdracht verleend aan [Y] voor het uitvoeren van taxaties van grondwaarden en erfpachtcanons tegen betaling van een bedrag van maximaal € 39.000,=, waarbij werd aangetekend dat eventuele meerkosten alleen zouden worden vergoed indien daartoe vooraf door de gemeente opdracht was gegeven.
( i) Bij brief van 19 juli 2013 heeft de gemeente [X] onder meer het volgende doen weten:
“De gemeente heeft het volgende met u afgesproken:
(…)
3. Op grond van de algemene voorwaarden moet de canonherziening door 3 deskundigen berekend worden: een deskundige van de zijde van de gemeente, een van de zijde van de erfpachters en een onafhankelijk deskundige. We hebben afgesproken dat u als deskundige van de zijde van de erfpachters) in eerste instantie samen met een deskundige van de gemeente ( [Y] ) van alle betrokken erfpachtobjecten de canonherziening bepaalt. Alleen indien u beiden niet tot een gelijke grondwaarde en of canonherziening komt wordt een derde onafhankelijk deskundige benoemd. U en [Y] beoordelen dat per object.
(…)
Ten einde onduidelijkheden over de rolverdeling te voorkomen hecht de gemeente er aan te benadrukken dat de gemeente de opdrachtgever is van [Y] en dat uw opdrachtgevers de erfpachters zijn. U treedt in deze niet op voor de gemeente. Dat betekent dat u geen uitspraken of toezeggingen kunt doen namens de gemeente. Een ander gevolg is dat u uw kosten in eerste instantie in rekening brengt bij uw opdrachtgevers. Daar waar de gemeente (…) gehouden is kosten aan uw opdrachtgevers te vergoeden zal de gemeente uiteraard haar verantwoordelijkheid nemen. In de afwikkeling zal de gemeente daarover nadere afspraken maken met de betreffende erfpachters.”
( j) Bij brief van 2 augustus 2013 heeft [X] , voor zover van belang, als volgt op voormelde brief gereageerd:
“(…)
U benoemt 6 gemaakte afspraken, waarop ik als volgt reageer.
(…)
3. Akkoord.
(…)
Voor de goede orde bericht ik u dat ik de erfpachters vertegenwoordig en dat ik namens de erfpachters aanspreekpunt ben en zal zijn voor wat betreft het gehele traject met inbegrip van kosten en schaden. In de toepasselijke algemene voorwaarden is geformuleerd dat de gemeente de kosten van deskundigen in het kader van de canonherziening dient te vergoeden. Mijn kosten voor de sub 3. gemelde afspraak zal ik dan ook rechtstreeks bij de gemeente indienen, om te voorkomen dat mijn opdrachtgevers deze kosten zouden moeten voorschieten en meer afhankelijk worden gemaakt van wat de gemeente goed dunkt.
(…)”
( k) Bij brief van 28 augustus 2013 heeft [X] de gemeente onder meer het volgende doen weten:
“Bij gelegenheid van ons gezamenlijk onderhoud heeft u mij gevraagd om nader aan te geven welke kosten zijn gemoeid met de taxatiewerkzaamheden tot en met aanlevering van een gemotiveerd rapport conform de uitgangspunten als bepaald in de van toepassing zijnde Algemene Voorwaarden (…)
Mijn uurtarief bedraagt € 150,= ex BTW. Per rapport is 6½ à 7 uur gemoeid. Graag ontvang ik van u enige referentie op basis waarvan de facturen kunnen worden gezonden.”
( l) [X] heeft voor door haar verrichte taxatiewerkzaamheden in de periode van 3 september 2013 tot en met 2 december 2014 31 facturen aan de gemeente gestuurd, waarvan de gemeente in de periode van 20 november 2013 tot en met 2 mei 2014 veertien met een totaalbedrag van € 62.637,75 heeft voldaan. Niet voldaan is een totaalbedrag van € 64.865,75.
( m) Voor het opstellen van schadevaststellingsrapporten heeft [X] in de periode van 3 december 2013 tot en met 2 december 2014 negentien facturen aan de gemeente verzonden met een totaalbedrag van € 108.355,50. Deze facturen heeft de gemeente alle onbetaald gelaten.
( n) In brieven aan verschillende erfpachters in de eerste drie maanden van 2014 heeft de gemeente onder meer het volgende geschreven:
Deskundige kosten
De gemeente Haarlem vergoedt een maximaal bedrag van € 2.000,00 te vermeerderen met 21% BTW, voor de eventueel gemaakte deskundige kosten. Deze vergoeding wordt aan u uitgekeerd indien u de gemaakte kosten kunt aantonen door middel van het leveren van de volgende documenten:
- kopie opdracht aan de deskundige
  • kopie factuur van de deskundige
  • bewijs van betaling aan de deskundige.”
( o) In een door [X] en een van de erfpachters op 15 april 2014 ondertekende “verklaring”, is onder meer het volgende opgenomen:
“In verband met de afwikkeling van de schade met betrekking tot perceel (...) ten gunste van (…) zijn door [X] Vastgoed BV separaat de kosten voor onderscheidenlijk de rapporten van taxatie en schadebepaling in rekening gebracht bij de gemeente. De kosten voor taxatie en schadebepaling worden derhalve niet in rekening gebracht bij gelaedeerde. De overige kosten voor deskundige hulp worden door de gemeente aan gelaedeerde vergoed ten bedrage van € 2.420,= en [X] factureert bij gelaedeerde conform afspraken.”
In het desbetreffende – door [X] en [Y] gezamenlijk – opgestelde schaderapport wordt, voorts, onder het kopje “SCHADE” onder meer vermeld:
“• Deskundigenkosten worden integraal vergoed per datum van bepaling en constatering van de schade op 1 januari 2014. Deze kosten worden door deskundigen bepaald op € 2.000,= te vermeerderen met 21% BTW, derhalve op € 2.420,=.”
Ook alle andere erfpachters voor wie [X] een schaderapport heeft opgesteld hebben een dergelijke verklaring ondertekend en het op hun perceel betrekking hebbende schaderapport bevat voormelde passage.
( p) Bij brief van 17 april 2014 heeft de gemeente [X] onder meer geschreven:
“Kosten erfpachters voor inschakelen deskundige ( [X] Vastgoed)
Allereerst wil ik ophelderen hetgeen wij hebben afgesproken omtrent de kosten voor de erfpachters voor het inschakelen van een deskundige. Wij hebben kort gezegd afgesproken dat de gemeente de kosten van een deskundige voor de erfpachters zal vergoeden tot een bepaald maximum.
De gemeente heeft voornoemde afspraak in haar brief van 15 januari 2014 aan de erfpachters gecommuniceerd: “Conform de reeds behandelde zaken vergoedt de gemeente een maximaal bedrag aan vergoeding voor uw deskundige.”
Naar aanleiding van voornoemde afspraak heb ik in het overleg van 18 maart 2014 aan u gevraagd of er sprake is van dubbele betalingen aan [X] Vastgoed. U heeft aan mij geantwoord dat dit absoluut niet het geval is. U gaf daarbij aan dat u daarover een verklaring zou opstellen en ondertekenen. De inhoud van de verklaring zou zijn dat er geen sprake is van een dubbele betaling aan [X] Vastgoed. [X] Vastgoed laat zich alleen uitbetalen door de gemeente en er vindt geen facturatie plaats aan haar opdrachtgevers. Dit is mijns inziens een heldere afspraak.
Op 8 april 2014 heeft u een vijftal verklaringen opgestuurd. Uit die verklaringen bleek dat de kosten voor taxatie en schadebepaling niet in rekening worden gebracht bij gelaedeerde. De overige kosten voor deskundige worden door de gemeente aan gelaedeerde vergoed ten bedrage van € 2.420,- en [X] factureert bij gelaedeerde conform afspraken.
Die laatste zin duidt erop dat u aparte afspraken heeft gemaakt met uw cliënten/ opdrachtgevers. Dit volgt ook uit een opdrachtovereenkomst die u heeft gesloten met uw cliënten/opdrachtgevers.
De laatste weken wordt er veelvuldig contact met ons opgenomen door uw cliënten/ opdrachtgevers vanwege het feit dat zij evengoed nog een factuur gaan ontvangen verstuurd door [X] Vastgoed, terwijl de erfpachters er van uit gingen, zo is dat ook naar hen gecommuniceerd, dat de gemeente de kosten voor de deskundige (tot een bepaald maximum bedrag) zou voldoen.
Uit het voorgaande volgt dat u de afspraak met de gemeente inhoudende dat u geen dubbele betalingen zou ontvangen niet nakomt.
(...)
Uitbetaling aan [X] Vastgoed
De afspraak omtrent het uitbetalen van de kosten van de deskundige is dat de gemeente aan begunstigde een bedrag van maximaal € 2.000,- te vermeerderen met 21 % BTW vergoedt, voor de eventueel gemaakte deskundige kosten (...). Voorts betaalt de gemeente per dossier uit aan [X] Vastgoed conform afspraak, evenals de heer [Y] .”
( q) [X] heeft in de periode van 24 april 2014 tot en met 23 januari 2015 81 facturen verstuurd aan 95 erfpachters, telkens voor een bedrag van € 2.420,= inclusief btw. Deze facturen vermelden bij de omschrijving:
“Deskundige bijstand i.v.m. erfpacht. Kosten taxatie- en schaderapport zijn in rekening gebracht bij de Gemeente Haarlem. Niet betrokken in deze factuur”.
( r) De gemeente heeft 81 keer een bedrag van € 2.420,= rechtstreeks aan de erfpachters uitbetaald, na overlegging van de hiervoor onder (q) bedoelde facturen van [X] en een betaalbewijs.
( s) In dit geding vordert [X] van de gemeente de betaling van een bedrag van € 173.221,25, met rente, in verband met haar door de gemeente niet betaalde facturen wegens taxaties (in totaal € 64.865,75) respectievelijk schadevaststellingsrapporten (in totaal € 108.355,50), alsmede de betaling van een bedrag van € 3.033,73 wegens buitengerechtelijke kosten, eveneens met rente. Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank de vorderingen afgewezen en [X] in de proceskosten verwezen.
3.2.
De grieven kunnen gezamenlijk worden besproken omdat zij er alle toe strekken dat de vorderingen van [X] alsnog worden toegewezen. Naar het oordeel van het hof zijn de vorderingen terecht afgewezen omdat deze, zoals ook de rechtbank heeft overwogen, een deugdelijke grondslag ontberen. Niets van wat [X] in hoger beroep heeft aangevoerd, leidt tot een ander oordeel. De grieven falen dus. Ter motivering dient het volgende.
3.3.
[X] stelt allereerst, in het bijzonder op grond van de brieven van 19 juli 2013 en 2 augustus 2013, dat partijen zijn overeengekomen dat [X] haar taxatie- en schadevaststellingswerkzaamheden, die op grond van artikel 11 lid 7 van de AV voor rekening van de gemeente komen, (rechtstreeks) aan de gemeente mocht factureren en (kennelijk) van haar betaald zou krijgen. Het hof verwerpt deze stelling. Op grond van (punt 7 van) het Collegebesluit zouden de in verband met de herziening van de erfpachtcanon te verrichten werkzaamheden (in beginsel) telkens worden verricht door twee deskundigen, waarvan er een zou werken namens de gemeente en een namens de betrokken erfpachter. Tussen partijen staat niet ter discussie dat de gemeente [Y] als deskundige heeft ingeschakeld en dat [X] is opgetreden als deskundige van de erfpachters. De gemeente heeft [X] dit ook bij de brief van 19 juli 2013 doen weten. Zij heeft daaraan toegevoegd dat [X] haar kosten bij haar opdrachtgevers in rekening diende te brengen en dat de gemeente, ingeval van gehoudenheid daartoe, deze kosten aan de erfpachters zou vergoeden aan de hand van nadere afspraken met die erfpachters. Deze gang van zaken strookt met het bepaalde in artikel 11 lid 7 van de AV dat de erfpachter jegens de gemeente een aanspraak geeft op vergoeding van de door hem gemaakte deskundigenkosten. Deze bepaling kan evenwel niet als een derdenbeding worden beschouwd waaraan [X] rechten jegens de gemeente zou kunnen ontlenen. Uit de omstandigheden dat [X] de gemeente bij brief van 2 augustus 2013 heeft doen weten haar kosten rechtstreeks bij de gemeente te zullen declareren en dit vervolgens ook heeft gedaan en dat de gemeente een aantal van de haar door [X] gezonden facturen heeft betaald, kan niet worden afgeleid dat de gemeente zich jegens [X] heeft verbonden de kosten voor de door deze verrichte werkzaamheden, ten aanzien waarvan zij niet de opdrachtgever was, aan haar te zullen voldoen. [X] heeft dit evenmin zo kunnen of mogen begrijpen. Uit de brief van [X] van 28 augustus 2013, waarin zij om “enige referentie vraagt op basis waarvan de facturen kunnen worden gezonden”, moge blijken dat zij (nog steeds) het voornemen had haar facturen bij de gemeente in te dienen, er blijkt niet uit dat de gemeente daarmee akkoord is gegaan. [X] heeft niet althans niet voldoende concreet gesteld dat de gemeente in het voorafgegane onderhoud waarnaar wordt verwezen in deze brief ermee akkoord is gegaan dat [X] rechtstreeks aan haar zou factureren.
3.4.
[X] heeft verder erop gewezen dat zij de erfpachters steeds facturen ter grootte van € 2.000,= exclusief btw, derhalve € 2.420,= inclusief btw heeft gestuurd waarop bij de omschrijving is vermeld
“Deskundige bijstand i.v.m. erfpacht. Kosten taxatie- en schaderapport zijn in rekening gebracht bij de Gemeente Haarlem. Niet betrokken in deze factuur”.Volgens [X] betreft het hier telkens “advieskosten en die van deskundige bijstand en onderzoek aan en ten behoeve van de betreffende erfpachter”, maar [X] heeft deze (beweerde) werkzaamheden in het geheel niet (nader) geconcretiseerd. Het gaat hier om het bedrag dat de gemeente blijkens haar brieven aan de erfpachters van de eerste drie maanden van 2014 aan de betrokken erfpachters zou voldoen, gebaseerd op de begroting van [X] in zijn brief van 28 augustus 2013. Deze begroting had, zo staat tussen partijen vast, betrekking op zowel de taxatie- als de schadevaststellingswerkzaamheden en sloot derhalve – in totaal – op ongeveer € 2.000,= (exclusief btw). De gemeente heeft dan ook met de betaling van (telkens) dit bedrag aan de erfpachters beoogd te voldoen aan haar in artikel 11 lid 7 van de AV neergelegde verplichting de kosten van de taxatie- en schadevaststellingswerkzaamheden voor haar rekening te nemen. Het valt bovendien zonder toelichting, die ontbreekt, niet in te zien waarom de gemeente het op zich zou nemen om naast de verplichte kosten op grond van artikel 11 lid 7 van de AV de erfpachters nog andere deskundigenkosten te vergoeden. Anders dan [X] betoogt, kan uit de zinsnede “de
eventueel[cursivering van het hof] gemaakte deskundige kosten” in de onder 3.1 (n) geciteerde brieven aan de erfpachters niet worden afgeleid dat de gemeente hier het oog had op andere (deskundige) werkzaamheden dan die wegens taxatie en schadevaststelling. Kennelijk heeft de gemeente hiermee tot uitdrukking willen brengen het bedrag van € 2.420,= slechts te zullen vergoeden, indien daadwerkelijk deskundigenkosten voor taxatie en schadevaststelling waren gemaakt. Het feit dat de gemeente de erfpachters voormeld bedrag heeft betaald naar aanleiding van facturen van [X] waarop was vermeld dat het hier
nietging om de kosten van taxatie- en schaderapport doet daaraan niet af. Uit de onder 3.1 (o) geciteerde passage van de schadevaststellingsrapporten blijkt niet dat het bij het bedrag van € 2.420,= ging om andere deskundigenkosten dan die van taxatie en schadevaststelling. Dit staat wel in de aldaar eveneens geciteerde “verklaring”, maar uit de brief van de gemeente van 17 april 2014 blijkt dat de gemeente deze verklaring ziet als strijdig met de door haar met [X] gemaakte afspraak dat laatstgenoemde geen dubbele betaling zou ontvangen. De passage in de brief dat de gemeente “voorts” “per dossier” zal uitbetalen aan [X] en [Y] berust, gezien al het voorgaande, kennelijk op een vergissing althans is onvoldoende zwaarwegend om anders te kunnen oordelen. Ten slotte heeft de gemeente [X] – anders dan deze stelt – geen financiële limiet gesteld van € 2.000,= (exclusief btw) voor taxatie- en/of schadevaststellingskosten per perceel en/ of erfpachter. De gemeente zou dit ook niet kunnen, omdat zij niet de opdrachtgeefster van [X] was. Wel was en is de gemeente slechts bereid dit bedrag (en niet meer) aan de erfpachters te vergoeden. Of dat standpunt (in het licht van artikel 11 lid 7 van de AV) houdbaar is ten opzichte van erfpachters die in feite hogere taxatie- en/ of schadevaststellingskosten dan voormeld bedrag hebben gemaakt (en bij de gemeente in rekening willen brengen), kan in het midden blijven omdat het antwoord op deze vraag niet relevant is voor de onderhavige vordering van [X] op de gemeente.
3.5.
De gemeente heeft, ten slotte, een afdoende verklaring gegeven voor het feit dat zij aanvankelijk de facturen van [X] wegens de taxatiewerkzaamheden (onverplicht) rechtstreeks aan [X] heeft voldaan, te weten om praktische redenen, waarbij zij ervan uitging dat [X] niet ook nog eens kosten in rekening zou brengen bij de erfpachters (die de erfpachters vervolgens bij de gemeente zouden kunnen declareren). Dit verklaart ook dat de gemeente daarmee is gestopt, toen zij erachter was gekomen dat [X] niet alleen de gemeente facturen wegens taxatie- en schadevaststellingswerkzaamheden zond maar daarnaast de erfpachters een bedrag van € 2.420,= in rekening bracht, hetgeen zij onaanvaardbaar vond. De eerste betaling aan een erfpachter door de gemeente dateert van 25 april 2014, de laatste betaling door de gemeente aan [X] van 2 mei 2014. Anders dan [X] meent, heeft de gemeente aldus snel op dit haar ter ore gekomen feit gereageerd.
3.6.
Kortom, omdat niet de gemeente maar telkens de individuele erfpachter de opdrachtgever van [X] was ten aanzien van de onderhavige taxatie- en schadevaststellingswerkzaamheden en de gemeente noch op grond van artikel 11 lid 7 van de AV noch op grond van een overeenkomst, toezegging of anderszins jegens [X] gehouden is haar de desbetreffende kosten te voldoen, komt [X] de onderhavige vordering op de gemeente niet toe en is deze, evenals de daarmee samenhangende vordering inzake buitengerechtelijke kosten, terecht afgewezen. [X] heeft geen concrete stellingen te bewijzen aangeboden die, indien juist, tot een andere beslissing kunnen leiden. Haar bewijsaanbod wordt daarom van de hand gewezen. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd en [X] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van het appel worden verwezen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
verwijst [X] in de kosten van het appel, aan de zijde van de gemeente gevallen en tot op heden begroot op € 5.200,= wegens verschotten, € 3.161,= wegens salaris van de advocaat en € 157,= voor nasalaris, te vermeerderen met € 82,= voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt;
verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Smit, J.C.W. Rang en C.A.H.M. ten Dam en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 19 maart 2019.