Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
- de globale bladperiode van de els loopt van april tot en met oktober;
- op 21 september en 21 oktober vindt een verwaarloosbare afname van bezonning plaats als gevolg van de boom.
3.Beoordeling
Allereerst stelt het hof vast dat de els zich op 3,70 meter afstand van de erfgrens van [appellante] bevindt, waarmee in beginsel mag worden aangenomen dat de eventuele hinder van de els niet als ontoelaatbaar en onrechtmatig kan worden bestempeld.
Verder heeft [appellante] in eerste aanleg een rapport van een bezonningsonderzoek overgelegd om inzicht te verkrijgen in de schaduwwerking van de els. De cijfers die worden genoemd in dit rapport staan vast tussen partijen en worden nog eens bevestigd in een door [appellante] ter gelegenheid van de comparitie na antwoord in hoger beroep overgelegde notitie opgesteld door bezonningsingenieur.nl. De cijfers in zowel het rapport als de notitie zien alleen op het keukenraam. In hoger beroep noemt [appellante] voor het eerst uitdrukkelijk ook andere ramen aan dezelfde zijde van de woning als het keukenraam. Nu zij ten aanzien van deze ramen haar stellingen niet voldoende (cijfermatig) heeft onderbouwd, zal het hof de stellingen over deze ramen als onvoldoende onderbouwd passeren. Het hof is het met [appellante] eens dat de cijfers betreffende de afname van zonlicht op het keukenraam in percentages bezien op een flinke afname duiden (tussen april en augustus een vermindering van 95%), maar in aantallen minuten is dat niet zo. Bezien tegen de achtergrond van de situatie ter plaatse (de invloed van de ligging van de schuur, de ligging op het noorden (of noordwesten) van het keukenraam, de aanwezigheid van andere bomen en het feit dat het een keukenraam betreft) is ook het hof van oordeel dat deze vermindering blijft binnen de grenzen van hetgeen door [appellante] aanvaard moet worden.