Uitspraak
Team III (familie- en jeugdrecht)
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding betreffende de omgangsregeling tussen grootouders en hun kleinzoon, [de minderjarige]. De vader van [de minderjarige] is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Holland, waarin een omgangsregeling was vastgesteld. De grootouders, die in het Verenigd Koninkrijk wonen, hebben sinds de dood van hun dochter, de moeder van [de minderjarige], contact met hem. De vader heeft het contact echter stopgezet, wat heeft geleid tot deze rechtszaak. De grootouders vorderen dat het hof de vader niet ontvankelijk verklaart in zijn hoger beroep, terwijl de vader de grootouders in hun vorderingen wil afwijzen. Het hof oordeelt dat de grootouders voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking met [de minderjarige]. Het hof vernietigt de eerdere omgangsregeling en stelt een nieuwe belcontactregeling vast, waarbij de grootouders eenmaal per maand contact mogen opnemen. De vader moet ervoor zorgen dat [de minderjarige] in de gelegenheid wordt gesteld om onbelast contact met zijn grootouders te hebben. De vordering van de grootouders om een dwangsom te verbinden aan de omgangsregeling wordt afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.