ECLI:NL:GHAMS:2019:853

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 januari 2019
Publicatiedatum
15 maart 2019
Zaaknummer
23-000536-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake mishandeling van levensgezel met betrekking tot de bewezenverklaring en strafoplegging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 31 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was aangeklaagd voor mishandeling van zijn levensgezel, waarbij hij op 13 oktober 2017 in Amsterdam de vrouw had geslagen en geschopt. De tenlastelegging omvatte ook het wederrechtelijk van de vrijheid beroven van de vrouw door haar in zijn auto te dwingen. Tijdens de zitting in hoger beroep op 17 januari 2019 heeft het hof de verklaringen van de verdachte en het slachtoffer gehoord, evenals de vordering van de advocaat-generaal. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet met voldoende zekerheid kan worden beschuldigd van het wederrechtelijk beroven van de vrijheid van het slachtoffer, en heeft hem daarom vrijgesproken van het eerste ten laste gelegde feit. Echter, het hof achtte de mishandeling van de levensgezel wel bewezen, waarbij de verdachte haar tegen de heup schopte en met kracht tegen het hoofd sloeg. De verdachte werd strafbaar geacht voor deze mishandeling, die op grove wijze inbreuk maakte op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het hof heeft de straf bepaald op een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, en heeft daarbij rekening gehouden met de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, het berouw van de verdachte en zijn inspanningen om herhaling te voorkomen. Het vonnis van de politierechter werd vernietigd, en het hof deed opnieuw recht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000536-18
datum uitspraak: 31 januari 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 13 februari 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-203166-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 januari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1.hij op of omstreeks 13 oktober 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door voornoemde [slachtoffer] te slaan en/of schoppen en een dreigende houding naar haar aan te nemen en haar aan haar haren en/of aan haar arm vast te pakken en met geweld en of met dreiging met geweld in zijn auto te trekken en/of duwen en/of dwingen in te stappen en/of haar te verhinderen weg te lopen bij/uit de auto en vervolgens is gaan rijden met de auto;

2.hij op of omstreeks 13 oktober 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland zijn levensgezel, [slachtoffer], heeft mishandeld door haar (met kracht)tegen haar heup te schoppen en/of trappen en/of haar(met kracht) in/op/tegen het gezicht en/of hoofd te slaan en/of stompen en/of schoppen en/of aan haar haren te trekken.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een beperktere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde
De verdachte heeft betwist dat hij op [slachtoffer] enige dwang heeft uitgeoefend om in zijn auto te stappen. [slachtoffer] heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat zij, voor zover zij zich kan herinneren, vrijwillig in de auto van de verdachte is gestapt. Uit de beschrijvingen van de in deze zaak beschikbare camerabeelden wordt niet kraakhelder of en, zo ja, op welke wijze de verdachte [slachtoffer] tegen haar zin zijn auto in heeft gedirigeerd. Verder is weliswaar duidelijk dat zich gedurende de daaropvolgende rit in de auto een handgemeen tussen de verdachte en [slachtoffer] heeft afgespeeld, maar ongewis of [slachtoffer] daarbij in haar vrijheid is beknot geweest om het voertuig te verlaten. Daarom kan niet met de voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid worden vastgesteld dat [slachtoffer] onder de ten laste gelegde dwang door de verdachte van haar vrijheid is beroofd en beroofd is gehouden. Het hof is dan ook met de raadsman van oordeel dat de verdachte van het onder 1 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het
onder 2ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 oktober 2017 te Amsterdam zijn levensgezel, [slachtoffer], heeft mishandeld door haar tegen haar heup te schoppen en haar met kracht tegen het hoofd te slaan.
Hetgeen onder 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 57 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en heeft daaraan als bijzondere voorwaarden verbonden het naleven van een meldplicht bij de reclassering en het ondergaan van een (ambulante) behandeling.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren met aftrek van voorarrest, waarvan 60 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman heeft het hof verzocht de verdachte bij een bewezenverklaring een voorwaardelijke taakstraf op te leggen en het bij een bewezenverklaring van enkel het onder 2 tenlastegelegde te houden bij een geldboete. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit onherroepelijk is veroordeeld, hij na afloop van het incident berouw heeft getoond en hij sinds de gebeurtenis er alles aan heeft gedaan om te voorkomen dat zich nogmaals een soortgelijke situatie zal voordoen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van zijn toenmalige partner door tegen haar heup te schoppen en met kracht tegen haar hoofd te slaan. Aldus heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Zij heeft door toedoen van de verdachte pijn geleden en letsel bekomen en daarbij komt dat haar dit is aangedaan door de persoon bij wie zij zich in die tijd bij uitstek veilig had moeten kunnen voelen. Bovendien kunnen feiten als het onderhavige bijdragen aan gevoelens van onrust in de samenleving, temeer omdat de geweldshandelingen zich op de openbare weg hebben voorgedaan.
In strafmatigende zin weegt het hof mee dat de verdachte na afloop van het incident berouw heeft getoond en, zoals ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, één en ander met het slachtoffer heeft bijgelegd. Voorts spreekt in zijn voordeel dat de verdachte, die het incident kennelijk niet licht heeft opgevat, een training ter voorkoming van partnergeweld (BORG-training) heeft gevolgd en afgerond. Daarnaast lijkt het te gaan om een eenmalige en sterk situationeel bepaalde gebeurtenis, ook omdat uit een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 31 december 2018 blijkt dat hij vóór noch na het incident enig misdrijf met een geweldscomponent heeft begaan dat ter kennis van justitie is gekomen.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, passend en geboden. Deze straf is lager dan geëist, omdat het hof de verdachte zal vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde. Het opleggen van een geheel voorwaardelijke taakstraf of een geldboete, zoals door de verdediging is verzocht, zou echter al te zeer voorbij gaan aan de ernst van het bewezenverklaarde.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. J.J.I. de Jong en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van mr. A.S.E. Evelo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 31 januari 2019.
=========================================================================
[…]