ECLI:NL:GHAMS:2019:851

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 januari 2019
Publicatiedatum
15 maart 2019
Zaaknummer
23-004621-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van afpersing na onvoldoende bewijs van bedreiging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 31 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor afpersing, maar het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld. De tenlastelegging betrof het dwingen van een slachtoffer tot het afgeven van telefoons door middel van geweld en bedreiging. Tijdens de zittingen in hoger beroep, die plaatsvonden op 21 september 2016, 7 november 2017 en 17 januari 2019, heeft het hof de verklaringen van de aangeefster en de verdediging gehoord. Het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is voor de bedreiging die de verdachte zou hebben geuit. De aangeefster heeft verklaard dat zij onder druk is gezet, maar het hof heeft geen ondersteunend bewijs kunnen vinden in het dossier. Hierdoor heeft het hof niet de overtuiging gekregen dat de verdachte het hem ten laste gelegde heeft begaan. Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep en spreekt de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten. Daarnaast heeft de benadeelde partij een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar deze is niet-ontvankelijk verklaard omdat de verdachte niet schuldig is bevonden aan het ten laste gelegde.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004621-15
datum uitspraak: 31 januari 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 3 november 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-219429-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 september 2016, 7 november 2017 en 17 januari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij
op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 februari 2014 tot en met 7 februari 2014te Amsterdam en/of Haarlem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van 2 telefoons, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en/of tot het aangaan van een schuld (telefoonabonnementen), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 1] - zakelijk weergegeven - heeft/hebben toegevoegd zij in elkaar zou worden geslagen als zij die/dat telefoonabonnement(en) niet zou sluiten en/of de (mede daardoor) verkregen telefoon(s) niet zou afgeven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof de verdachte op grondslag van een in hoger beroep gewijzigde tenlastelegging zal vrijspreken van een ruimer feitencomplex dan waarover de politierechter te oordelen had.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het (in vereniging plegen van het) ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren.

Vrijspraak

Voor een bewezenverklaring van de ten laste gelegde afpersing is in deze zaak cruciaal dat overtuigend komt vast te staan dat de aangeefster [slachtoffer 1], zoals zij heeft verklaard, tot het afsluiten van de telefoonabonnementen en de afgifte van de verkregen telefoontoestellen is gedwongen
door de mondelinge bedreiging met gewelddie zou zijn geuit door de verdachte dan wel door ‘[naam]’, waarmee zij de medeverdachte [medeverdachte] heeft bedoeld, dan wel door een van de medeverdachten. Het hof constateert echter dat de verdachten enige bedreiging ontkennen en dat zich in het dossier geen stukken bevinden die de lezing van de aangeefster omtrent de mondelinge bedreiging op enigerlei wijze ondersteunen, zoals verklaringen waaruit iets over haar gemoedstoestand ten tijde van het afsluiten van de telefoonabonnementen kan worden afgeleid. Gelet hierop heeft het hof onvoldoende de overtuiging bekomen dat de verdachte het hem ten laste gelegde heeft begaan. Het hof is daarom met de politierechter van oordeel dat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 3.925,79. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. J.J.I. de Jong en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van mr. A.S.E. Evelo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 31 januari 2019.
=========================================================================
[…]