ECLI:NL:GHAMS:2019:817

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 februari 2019
Publicatiedatum
13 maart 2019
Zaaknummer
23-001221-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak woninginbraak in vereniging wegens onvoldoende wettig bewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Afghanistan in 1998, was beschuldigd van woninginbraak in vereniging op 25 november 2017 te Hoorn. De tenlastelegging omvatte het stelen van diverse goederen, waaronder een Hugo Boss tas en een geldkistje, met gebruik van braak en/of verbreking. Tijdens de zitting in hoger beroep op 30 januari 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, had geëist.

Het hof heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende wettig bewijs is om de verdachte te veroordelen. Ondanks aanwijzingen dat de verdachte mogelijk betrokken was bij de inbraak, ontbrak het aan concrete identificatie door getuigen en aan ander technisch bewijs dat de verdachte als dader kon aanwijzen. De getuige en de verbalisant konden de verdachte niet met zekerheid koppelen aan de inbraak, en de sporenonderzoeken gaven geen sluitend bewijs.

Daarom heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Tevens is de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, omdat deze al was gelast bij een ander vonnis. Het arrest is uitgesproken in de openbare terechtzitting van het hof.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001221-18
datum uitspraak: 13 februari 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 22 maart 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 15-860264-17 en 05-740420-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Afghanistan) op [geboortedatum] 1998,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
30 januari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 november 2017 te Hoorn tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een Hugo Boss tas en/of
- een geldkistje (met inhoud) en/of
- administratie en/of post (gericht aan bewoner(s) perceel [adres 2]) en/of
- riemen en/of
- portemonnees (met inhoud) en/of
- een of meer (nog onbekend gebleven) goed(eren) van zijn/hun gading
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer], (in/uit een woning gelegen aan de [adres 2]) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of (voornoemde) goed(eren) weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van 2 jaren, met aftrek van voorarrest.

Vrijspraak

Het hof overweegt dat uit de processtukken weliswaar blijkt van aanwijzingen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het ten laste gelegde, maar dat het dossier voldoende wettig bewijs ontbeert om die conclusie te kunnen trekken. Immers, er heeft geen enkele herkenning plaatsgevonden met de personen, te weten getuige [getuige] en de verbalisant [verbalisant], die de mogelijke daders van de woninginbraak daar toen in de directe omgeving hebben gezien. Ook op andere wijze is niet boven redelijke twijfel verheven dat deze personen juist de verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] hebben gezien als de mogelijke daders. Daarvoor is van belang dat [getuige] een erg algemeen signalement van de mannen die hij bij de auto heeft gezien heeft gegeven. Bovendien weet hij niet of de mannen die hij de eerste keer heeft gezien, dezelfde zijn als de mannen die hij later met een witte tas heeft gezien. [verbalisant], die de daders bij de [adres 2] heeft zien weglopen, oogcontact met hen heeft gehad en ze klaarblijkelijk goed heeft kunnen zien beschrijft dat de daders lichte broeken droegen, zulks terwijl de verdachte noch de medeverdachte [medeverdachte] bij hun aanhouding een lichte broek droeg. Het onderzoek naar de schoensporen in de woning leidt niet tot een ander oordeel, omdat niet alleen de koppelingen tussen de SIN-nummers van de schoenen die onderzocht zijn en de inbeslaggenomen schoenen van de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] ontbreken, maar ook de vereiste typica die zouden kunnen leiden tot een zekere mate van waarschijnlijkheid van het gebruik van de inbeslaggenomen schoenen bij het ten laste gelegde feit, waardoor - indien de koppeling tussen de onder de verdachte inbeslaggenomen schoenen en de onderzochte schoenen al zou kunnen worden gemaakt - niet kan worden vastgesteld dat de sporen daadwerkelijk met de schoenen van de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] zijn veroorzaakt. Ook overigens is geen sprake van ander technisch bewijs dat in de richting van de verdachte wijst als dader van de woninginbraak.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de rechtbank Arnhem van 13 juni 2017, met parketnummer 05-740420-16, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging zal worden afgewezen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat reeds bij - onherroepelijk geworden - vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 9 oktober 2018 met parketnummer 16-659439-18 de tenuitvoerlegging van voornoemde voorwaardelijke gevangenisstraf is gelast. Om die reden zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Wijst af de vordering tenuitvoerlegging, met parketnummer 05-740420-16.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E. Kleene-Krom, mr. S.M.M. Bordenga en mr. M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van mr. D.J. Lutje Wagelaar, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 februari 2019.
mr. M.A.H. van Dalen-van Bekkum is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]