Uitspraak
mr. E. Unger, kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. S. Sterken
mr. E.A.J. Hoorntje, beiden kantoorhoudende te Amsterdam.
1.Het verloop van het geding
- voor recht te verklaren dat de Stichting in redelijkheid niet heeft kunnen komen tot het besluit van 23 november 2018 met betrekking tot de inrichting van de raad van bestuur in het kader van een juridische fusie;
- bij wijze van voorzieningen de Stichting te gebieden voornoemd besluit in te trekken en de gevolgen daarvan ongedaan te maken en de Stichting te verbieden handelingen te verrichten of te doen verrichten ter uitvoering van het besluit;
- deze voorzieningen eveneens te treffen als voorlopige voorzieningen voor de duur van het geding.
2.De vaststaande feiten
- de op dat moment werkzame directeuren worden uitgenodigd deel uit te gaan maken van een collegiale directie van de bestuursstichting en van de drie onderliggende stichtingen, die alle rechtstreeks onder de raad van toezicht vallen;
- de raad van toezicht fungeert de facto als bestuur;
- de collegiale directie kent geen hiërarchie, beide directeuren zijn directeur voor het geheel;
- de directie krijgt de opdracht een juridische fusie voor te bereiden, de organisatie door te ontwikkelen met behulp van een toekomstvisie en een strategie- en marketingplan en dit binnen een termijn van twee jaar te realiseren. Onderdeel hiervan is de realisatie van het wijkgericht werken, het scheiden van wonen en zorg en de dagbesteding. Doelen en beoogde resultaten worden zo concreet mogelijk uitgewerkt;
- Na afloop van de benoemingstermijn van twee jaar “
- er een raad van bestuur zal worden ingericht met de omvang van 1 fte;
- de raad van bestuur zal bestaan uit twee leden;
- de huidige directeuren ieder voor 0,5 fte hun functie zullen neerleggen en zullen worden benoemd tot leden van de raad van bestuur voor 0,5 fte elk op het moment dat de juridische fusie heeft plaatsgevonden;
- de huidige directeuren naast hun bestuursfunctie ieder voor 0,5 fte hun directiefunctie zullen voortzetten na de juridische fusie;
- de leden van het bestuur in gezamenlijkheid, op gelijke wijze en met gelijkelijk gedeelde verantwoordelijkheid het bestuur van de stichting zullen voeren, “
in de huidige fase van ontwikkeling de continuïteit en bestendiging van het harmonisatieproces een factor van kritiek belang is. Denk aan zaken als verankering van kennis, cultuurontwikkeling, inkoopprocessen, netwerk- en relatiebeheer, ingezette (veranderings-)processen, managementontwikkeling, enzovoort.”
zware top” slechts tijdelijk aanvaardbaar was. De ondernemingsraad schrijft dat het hem verbaast dat in het voorgenomen besluit de top niet wordt afgeslankt en dat het erop lijkt dat de huidige situatie met twee directeuren wordt voortgezet. Dit laatste is een bron van ergernis onder de werknemers, omdat bij de teamleiding en het management sprake is van krimp, aldus de ondernemingsraad. De ondernemingsraad heeft in aansluiting hierop de volgende vragen gesteld, zakelijk weergegeven en voor zover relevant:
- Waarom wordt er in het voorgenomen besluit in het belang van de organisatie geen duidelijke keuze gemaakt?
- Welke afwegingen en belangen zijn meegenomen?
- Wat zijn de financiële consequenties van het gekozen model?
- Hoe past dit model in het uitgangspunt overheadkosten te verminderen?
- Waarom ontbreekt er een component van tijdelijkheid?
- De omvang van de organisatie brengt mee dat deze door één bestuurder geleid kan worden. Een tweekoppige directie heeft niet altijd de snelheid van besluitvorming bevorderd. Wat is de visie van de Stichting hierop?
- Hoe is de rechtspositie in de raad van bestuur en directie geregeld?
- Hoe ziet de rolverdeling eruit in de tweehoofdige directie en de tweehoofdige raad van bestuur en aan wie wordt verantwoording afgelegd?
Het bestuur is met de OR van mening dat 1 fte bestuurder voldoende is voor de huidige omvang van de organisatie. (...) Het bestuur is tevreden over de resultaten van de afgelopen twee jaar, de start fusie, en ziet dat de beide directeuren (…) hun aandeel hebben geleverd. (...) De bestuurstaken zijn nauwkeurig afgewogen met als uitgangspunt 1 fte. De overige taken vallen onder de directie taken. Gezien de ambities van de organisatie zoals het uitvoeren van de groeistrategie, innovatie, het verder opbouwen van een relevant netwerk en ook de organisatie zelf is het bestuur van mening dat er nog de nodige werkzaamheden zijn. Het bestuur heeft hierover afspraken gemaakt met de directeuren. De verantwoording van de vorderingen en aanpak van knelpunten is een vast onderdeel van de bestuursagenda. (…). Voor wat betreft het financiële plaatje is het zo dat de kosten gelijk blijven, evenals de rechtspositie. De overheadkosten stijgen hierdoor niet. Het verminderen van deze kosten is en blijft ook voor de komende jaren ons uitgangspunt. (…) Vwb de salariëring zijn er afspraken vastgelegd en voldoen wij aan de WNT[Ondernemingskamer: Wet normering topinkomens]
norm (…).”
ofeen eenhoofdige raad van bestuur (totaal 1 fte). Veel van de uit te voeren taken kunnen worden ondergebracht bij regiomanagers en desnoods kan er een extra regiomanager worden aangesteld. Alvorens over te gaan tot een definitief advies, wil de ondernemingsraad graag in gesprek gaan met de Stichting om er samen uit te komen, aldus nog steeds de ondernemingsraad in het preadvies.
U heeft gelijk wanneer u stelt dat strikt genomen het voorgenomen besluit niet overeenkomt met het eerder vastgestelde uitgangspunt van een eenhoofdig bestuur. We hebben echter (…) destijds uitdrukkelijk de ruimte gelaten om wanneer context en interne ontwikkelingen daartoe aanleiding gaven, daarvan af te wijken. Wij hebben in het gesprek met u benadrukt en herhaald dat de reden voor dit besluit, naast de ook in de aanvraag genoemde nodige continuïteit en bestendiging van het lopende harmonisatieproces van de twee organisaties, gelegen is in de door het bestuur vastgestelde meerjaren strategie voor de gefuseerde organisatie. Het bestuur ziet de afhankelijkheid van één subsidiegever (80%) als risico voor de toekomst. Het bestuur heeft daarom gekozen voor een groeistrategie die de komende jaren geeffectueerd moet worden en die de stichting minder afhankelijk moet maken van de gemeente Amsterdam. De keuze voor deze groeistrategie heeft mede geleid tot de keuze voor een meerhoofdig bestuur zijnde 1 fte (…) vanwege de uitdagingen, grotere complexiteit en de workload die (het streven naar) een dergelijke uitbreiding met zich mee brengt. Wij zijn dan ook van mening dat 1 fte bestuurder niet te zwaar is. Ook is het niet ongebruikelijk de functie van raad van bestuur te ‘verdelen’ over twee personen en ook voor de verdere toekomst uit te gaan van een tweehoofdige raad van bestuur. (…) Voor de continuïteit van de aansturing en bedrijfsvoering van de organisatie wordt dat in praktijk als een groot voordeel ervaren. (…) Het harmoniseren van de twee organisaties is (…) nog lang niet afgerond en zal naast de geplande groei ook tijd en energie van de Raad van Bestuur vergen. Het is in dat licht dat wij geen afscheid wensen te nemen van twee goed functionerende directeuren met daarbij de kans dat wij binnen afzienbare termijn opnieuw naar aanvulling op zoek moeten. (…) Uiteraard heeft het bestuur (…) andere scenario’s overwogen, zoals het openstellen van een vacature voor een eenhoofdige bestuurder. Echter, het bestuur heeft in zijn afweging gekozen voor continuïteit, zowel om de interne organisatie verder vorm te geven, als in de strategie om de organisatie verder te doen groeien, waarbij de kennis en het netwerk van de huidige directeuren zeer belangrijk is. (…) Kijkend naar de behaalde resultaten en de toekomstige ontwikkelingen gekoppeld aan de noodzakelijke taken zijn wij tot de conclusie gekomen dat de huidige directie naar tevredenheid functioneert en dat we ook voor de komende jaren hun inzet van groot belang vinden voor de ontwikkeling van de organisatie (…). U stelt dat het honoreren van beide functies conform de WNT impliceert dat het bestuur feitelijk uit twee personen bestaat. Deze constatering is correct, een model met twee eindverantwoordelijken komt vaker voor en is prima werkbaar. Gezien de goede samenwerking tussen beide directeuren in de afgelopen periode zien wij deze met vertrouwen tegemoet. Wij zeggen u wel toe dat wij in het bestuursreglement de verantwoordelijkheden nader zullen afbakenen. (...). De OR stelt liever een andere topstructuur te zien en wil daar graag afspraken over maken. De keuze voor de structuur van de organisatie is voorbehouden aan het bestuur. Wij willen graag met u samenwerken maar zijn niet bereid daarover te onderhandelen.”
Wij vertrouwen op de redelijkheid van ons besluit ten aanzien van de inrichting van de Raad van bestuur, maar zullen - als begin volgend jaar de Ondernemingskamer toch anders oordeelt - uiteraard de uitspraak van de Ondernemingskamer volgen.”
Reglement inzake taken en bevoegdheden van het bestuur en directie van Stichting Volksbond Streetcornerwork” (hierna: het bestuursreglement) vastgesteld. Het bestuursreglement regelt de verdeling van taken en bevoegdheden die gezamenlijk worden uitgeoefend door de raad van bestuur en door de directie. Er wordt in het bestuursreglement uitgegaan van de inrichting van de raad van bestuur, zoals vastgesteld bij besluit van 23 november 2018.
3.De gronden van de beslissing
- het besluit is in strijd met de afspraak die in februari 2016 met de ondernemingsraad is gemaakt met betrekking tot de benoeming van een eenhoofdige raad van bestuur van de juridisch gefuseerde organisatie, althans de Stichting heeft in het besluit onvoldoende gemotiveerd waarom van die gemaakte afspraak is afgeweken en toepassing is gegeven aan de tenzij-formulering (“
- het besluit is in strijd met de Governance Code Zorg 2017;
- het besluit leidt tot een onwerkbare situatie omdat de directeuren aan zichzelf moeten rapporteren;
- de Stichting heeft onvoldoende onderzocht of er alternatieven zijn voor de inrichting van de topstructuur;
- het besluit leidt niet tot een daling van de overheadkosten, terwijl de ondernemingsraad er reeds in 2016 op heeft gewezen dat een dure topstructuur slechts tijdelijk acceptabel was, een aspect dat is niet betrokken is in het besluit.
principiële uitgangspunt”van de Stichting dat “
een organisatie van onze omvang principieel toe kan met één fte bestuur”(zie 2.10) en de omstandigheid dat de Stichting tevreden is over de resultaten van de afgelopen twee jaar (zie 2.6). In het besluit is volstaan met algemene noties (zie de hierboven aangehaalde passages van het besluit onder 2.10) zonder dat inzichtelijk is gemaakt wat de te verwachten werkzaamheden voor de raad van bestuur (en de directie) concreet inhouden en hoe die werkzaamheden zich verhouden tot de werkzaamheden die voorzien zijn, en redelijkerwijs voorzien konden worden, in februari 2016. Mogelijk heeft de Stichting niet willen overgaan tot ontslag van een van beide directeuren, nu beiden goed functioneren, maar niet duidelijk is welk gewicht daaraan bij het besluit is toegekend. De enkele wens beide directeuren te behouden vanwege hun goede functioneren en het voorkomen van een gedwongen ontslag, is zonder een nadere toelichting over de te verrichten werkzaamheden, een onvoldoende argument voor toepassing van de hierboven weergegeven tenzij-formulering.