beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer : 200.239.974/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 4 februari 2019
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BETA BEHEER B.V.,
gevestigd te Zeist,
VERZOEKSTER,
advocaat:
mr. R.A.F. Harmsente Zeist,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A],
gevestigd te [....] ,
VERWEERSTER,
advocaat:
mr. S.W. Claassente Den Haag,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B]
gevestigd te [....] ,
BELANGHEBBENDE,
advocaat:
mr. S.W. Claassente Den Haag.
1.
Het verloop van het geding
1.1 Verzoekster, verweerster respectievelijk belanghebbende worden hierna respectievelijk aangeduid als Beta Beheer, [A] respectievelijk [B] .
1.2 Beta Beheer heeft bij op 31 mei 2018 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift, met producties, de Ondernemingskamer verzocht bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken bij [A] over de periode vanaf 30 juni 2002, met betrekking tot enkele in het verzoekschrift nader genoemde onderwerpen en de onderzoeker te machtigen tot het raadplegen van boeken, bescheiden en ander gegevensdragers van [B] en aan deze vennootschap gelieerde vennootschappen en zo nodig te bepalen dat bestuurders van deze vennootschappen gehouden zijn aan de onderzoeker alle benodigde gegevens te verschaffen. Daarbij heeft zij tevens verzocht - zakelijk weergegeven - bij wijze van onmiddellijke voorziening voor de duur van het geding 22 van de door [B] gehouden aandelen in het kapitaal van [A] ten titel van beheer over te dragen aan een door de Ondernemingskamer te benoemen persoon, dan wel een andere voorziening te treffen die de Ondernemingskamer geraden acht.
1.3 [A] en [B] hebben bij op 27 september 2018 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift met producties, de Ondernemingskamer verzocht het verzoek af te wijzen en Beta Beheer te veroordelen in de kosten van het geding.
1.4 Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 6 december 2018. Bij die gelegenheid hebben de advocaten de standpunten van de onderscheiden partijen toegelicht aan de hand van - aan de Ondernemingskamer en de wederpartij overgelegde – aantekeningen en onder overlegging van nadere producties die op voorhand aan de Ondernemingskamer en de wederpartij zijn toegestuurd. Partijen en hun advocaten hebben ter zitting vragen van de Ondernemingskamer beantwoord.
2 De feiten
De Ondernemingskamer gaat uit van de volgende feiten:
2.1[A] is op 5 september 1978 opgericht. Beta Beheer houdt 14 aandelen (20%) en [B] houdt 56 aandelen (80%) in het geplaatste kapitaal van [A] . Enig bestuurder van [A] is [B] .
2.2Bestuurders van [B] zijn [C] (hierna: [C] ) en diens zoon [D] .
2.3[A] houdt zich bezig met het beheren en exploiteren van het enig registergoed van de vennootschap (zie hierna onder 2.5). De vennootschap heeft geen werknemers.
2.4Alle geplaatste aandelen in het kapitaal van Beta Beheer worden gehouden door Stichting Administratiekantoor Beta Beheer, waarvan [E] (hierna: [E] ) de bestuurder en enig certificaathouder is. Bestuurder van Beta Beheer is [F] . [E] , haar echtgenoot, is gevolmachtigde van Beta Beheer, met een volledige volmacht.
2.5Tot 2002 heeft een samenwerking bestaan tussen [E] en [C] . Doel van de samenwerking was gezamenlijk te beleggen in vastgoed. Toen de samenwerking tussen [E] en [C] eindigde zijn de gezamenlijke beleggingen afgewikkeld c.q. verdeeld, met uitzondering van het pand Limiet 13-15 te Vianen (verder: het pand te Vianen).
2.6In 2005 is [A] van financier veranderd. Zij is overgestapt van CenE Bankiers naar Rabobank. [C] heeft bij Rabobank een paraplufinanciering gekregen ten behoeve van [A] en enkele aan [B] gelieerde vennootschappen.
2.7In 2005 hebben partijen onderhandeld over een uitkoop van Beta Beheer. In een e-mail van [E] van 31 augustus 2005, die mede aan [C] is gestuurd, worden bedragen genoemd en wordt gesproken over de eisen die Rabobank mogelijk zou stellen. Die onderhandelingen hebben niet tot resultaat geleid.
2.8In 2012 is [A] ondergebracht bij de afdeling Bijzonder Beheer van Rabobank, met welke bank een hypothecaire lening was afgesloten (zie hierna onder 2.13).
2.9Bij e-mail van 8 april 2014 heeft [C] aan [E] onder meer geschreven: “
Van harte gefeliciteerd met de geboorte van jullie dochter. (…) Wonen jullie voortaan in Frankrijk of is dit een onderbreking van het verblijf in China? (…) mocht je eens naar Nederland komen; laten we dan eens bij elkaar komen om bij te praten. De situatie in het bedrijfsmatig onroerend goed is hier nog steeds dramatisch. 2 jaar geleden had ik je verwacht; maar kennelijk ben je lang niet in Nederland geweest.”
2.1Bij e-mail van 13 oktober 2016 heeft [C] namens [A] aan [E] in vervolg op de hierboven genoemde e-mail van 8 april 2014 onder meer het volgende geschreven: “
Ik hoop dat het je goed gaat. (…) Helaas heb ik nooit een reactie gehad. Door de slechte economische toestand in Nederland en speciaal die van de kantorenmarkt is de leegstand in Vianen steeds groter geworden en liepen de inkomsten steeds verder terug. Hierdoor werd de instandhouding van het pand Vianen steeds moeilijker. Nu is per 22 september de grootste en oudste huurder Ouwerkerk failliet verklaard waardoor ook die huur van ca. € 330.000 per jaar ook is komen te vervallen. Het vinden van een grote vervangende huurder is eigenlijk een utopie waardoor ik daarnaast ga proberen het pand te verkopen. Ik heb helaas geen positievere berichten.”
2.11Bij e-mail van 3 november 2016 heeft [E] aan [C] in reactie op bovenstaand bericht onder meer geschreven dat hij met het voornemen tot verkoop van het onroerend goed kan instemmen onder de voorwaarde dat [E] voorafgaand wordt uitgekocht voor een bedrag van € 272.000 en dat dit uiterlijk 30 april 2017 dient te worden geëffectueerd.
2.12Op 13 december 2016 heeft Rozenhage Bedrijfshuisvesting B.V. (hierna: Rozenhage) op verzoek van [A] ( [C] ) een waardering uitgebracht van het pand te Vianen. De marktwaarde is daarbij vastgesteld op € 2.635.000 en de executiewaarde op € 1.845.000.
2.13Bij e-mail van 22 december 2016 heeft [C] aan [E] onder meer geschreven dat hij het voorstel van [E] niet kan aanvaarden, dat de financiële situatie van [A] weinig rooskleurig is, dat [A] al geruime tijd onder Bijzonder beheer van Rabobank staat en dat die bank aandringt op verkoop. Het bericht vervolgt met: “
Zoals aangekondigd ben ik op zoek gegaan naar een koper. Tot mijn opluchting hebben we een koper weten te vinden die, na stevig onderhandelen 3.35 MIO heeft geboden, nota bene boven de getaxeerde marktprijs. Ik zal dan ook als bestuurder van [A] overgaan tot verkoop maar het leek me niet meer dan juist jou te informeren. Ik kan dit besluit echter niet afhankelijk stellen van jouw verzoek om overdracht van jouw aandelen aan mij. Overigens meen ik ook in mijn hoedanigheid van grootaandeelhouder dat een dergelijke verkoop het enige juiste is op dit moment. Gelet op de omstandigheden is dit de beste weg voor alle betrokkenen.”
2.14Het pand te Vianen is op 20 december 2016 verkocht door [A] voor € 3.350.000,-- en op 3 maart 2017 geleverd aan de koper, Henley 360 505 B.V.
2.15Over het boekjaar 2017 bedroeg het resultaat na belastingen € 244.393 negatief. Over het boekjaar 2016 bedroeg het resultaat na belastingen van [A] € 1001.919 negatief. De schuld aan Rabobank bedroeg toen € 1.430.132. Het resultaat na belastingen en de schuld aan de Rabobank bedroegen in
2015: € 18.277, resp. € 4.174.468;
2014: € 259.061 negatief , resp. € 4212.766;
2013: € 1.404.855 negatief, resp. € 4.251.063.
Over alle genoemde jaren had [A] een negatief eigen vermogen.
2.16In een brief van 26 september 2018 van de belastingadviseur van [A] staat dat de jaarrekeningen 2005, 2011 tot en met 2015 zijn verstrekt aan de accountant/adviseur van Beta Beheer en dat daarvan verzend- en leesbevestigings e-mails zijn teruggevonden. Voorts staat in de brief dat er voor de overige jaren e-mailverkeer is teruggevonden met [E] dan wel zijn accountant omtrent de verstrekking van de jaarrekening, maar dat de specifieke e-mail met de verzending dan wel de leesbevestiging niet meer kon worden achterhaald.