ECLI:NL:GHAMS:2019:802

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 maart 2019
Publicatiedatum
12 maart 2019
Zaaknummer
200.222.640/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van bestuurders van een claimstichting in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van bestuurders van de stichting Loterijverlies.nl. De stichting, opgericht door Loterijverlies.nl, had als doel de belangen van gedupeerden van kansspelen te behartigen. De rechtbank Noord-Holland had eerder twee nieuwe bestuurders benoemd, wat door Loterijverlies.nl werd betwist. Loterijverlies.nl stelde dat de benoemingen onterecht waren en dat de rechtbank niet onafhankelijk had geoordeeld. Het hof oordeelde dat de rechtbank bevoegd was om de benoemingen te doen op basis van artikel 2:299 BW, en dat er geen overtreding van de rechtsregels had plaatsgevonden. De bezwaren van Loterijverlies.nl werden ongegrond verklaard. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en verklaarde deze uitvoerbaar bij voorraad. Loterijverlies.nl werd veroordeeld in de kosten van de procedure.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.222.640/01
zaaknummer rechtbank (Noord-Holland) : C/15/241190 / HA RK 16-55
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 12 maart 2019
inzake
LOTERIJVERLIES.NL B.V.,
gevestigd te Heerhugowaard,
appellante in het principale beroep,
geïntimeerde in het incidentele beroep,
advocaat: mr. M. Raaijmakers te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
tegen

1.[X] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2. [geïntimeerde sub 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
3. [geïntimeerde sub 3],
wonende te [woonplaats 2] ,
4. [geïntimeerde sub 4],
wonende te [woonplaats 3] ,
5. [geïntimeerde sub 5],
wonende te [woonplaats 3] ,
6. [geïntimeerde sub 6],
wonende te [woonplaats 4] , gemeente [gemeente 1] ,
7. [geïntimeerde sub 7],
wonende te [woonplaats 5] ,
8. [geïntimeerde sub 8],
wonende te [woonplaats 6] ,
9. [geïntimeerde sub 9],
wonende te [woonplaats 7] ,
10. [geïntimeerde sub 10],
wonende te [woonplaats 8] ,
11. [geïntimeerde sub 11],
wonende te [woonplaats 9] , gemeente [gemeente 2] ,
12. [geïntimeerde sub 12],
wonende te [woonplaats 10] ,
13. [geïntimeerde sub 13],
wonende te [woonplaats 11] ,

14.[geïntimeerde sub 14] ,

wonende te [woonplaats 12] ,
15. [geïntimeerde sub 15],
wonende te [woonplaats 13] ,
16. [geïntimeerde sub 16],
wonende te [woonplaats 14] ,
17. [geïntimeerde sub 17],
wonende te [woonplaats 15] , gemeente [gemeente 3] ,
18. [geïntimeerde sub 18],
wonende te [woonplaats 16] ,
19. [geïntimeerde sub 19],
wonende te [woonplaats 17] ,
20. [geïntimeerde sub 20],
wonende te [woonplaats 18] ,
21. [geïntimeerde sub 21],
wonende te [woonplaats 19] ,
22. [geïntimeerde sub 22],
wonende te [woonplaats 20] ,
23. [geïntimeerde sub 23],
wonende te [woonplaats 21] ,
24. [geïntimeerde sub 24],
wonende te [woonplaats 22] ,
25. [geïntimeerde sub 25],
wonende te [woonplaats 23] , gemeente [gemeente 4] ,
26. [geïntimeerde sub 26],
wonende te [woonplaats 1] ,
27. [geïntimeerde sub 27],
wonende te [woonplaats 24] en

28. [geïntimeerde sub 28] ,

wonende te [woonplaats 24] ,
geïntimeerden in het principale beroep,
appellanten in het incidentele beroep,
advocaat: mr. H.J. Bos te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Loterijverlies.nl en [X] c.s. genoemd.
Loterijverlies.nl is bij beroepschrift, ingekomen bij de griffie van het hof op 7 september 2017, in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, van 8 juni 2017, voor zover in deze zaak onder bovenvermeld zaaknummer gegeven tussen haar als verweerster en [X] c.s. als verzoekers dan wel belanghebbenden.
Bij het beroepschrift heeft Loterijverlies.nl drie grieven aangevoerd, producties overgelegd en geconcludeerd, kort gezegd, dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen en verder zal beslissen overeenkomstig de verzoeken van Loterijverlies.nl die aan het slot van het beroepschrift zijn vermeld, met veroordeling van [X] c.s. in de kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep.
[X] c.s. hebben een verweerschrift ingediend, ingekomen bij de griffie van het hof op 29 november 2017. Daarbij hebben zij hun oorspronkelijke verzoeken vermeerderd, onder aanvoering van twee grieven incidenteel beroep ingesteld en producties overgelegd. [X] c.s. hebben geconcludeerd, kort gezegd, dat het hof de bestreden beschikking zal bekrachtigen behoudens voor zover hun vermeerderde verzoeken strekken tot verkrijging van andere beslissingen dan daarbij gegeven, dat het hof de verzoeken van Loterijverlies.nl in dit hoger beroep zal afwijzen en dat het hof – uitvoerbaar bij voorraad – de vermeerderde verzoeken van [X] c.s. zal toewijzen, met veroordeling van Loterijverlies.nl in de kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep, met inbegrip van nakosten en wettelijke rente.
Loterijverlies.nl heeft op 13 februari 2018 in het incidentele beroep een verweerschrift ingediend en daarbij de verzoeken die zijn vermeld aan het slot van haar beroepschrift vermeerderd, met conclusie, kort gezegd, tot toewijzing van de aldus vermeerderde verzoeken van Loterijverlies.nl, verwerping van het incidentele beroep, afwijzing van de vermeerderde verzoeken van [X] c.s. en veroordeling van laatstgenoemden in de kosten van de procedure in het incidentele beroep.
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgevonden op 15 juni 2018. Daarbij is namens Loterijverlies.nl het woord gevoerd door [A] , middellijk bestuurder van Loterijverlies.nl, alsmede door haar in de aanhef van deze beschikking genoemde advocaat, waarbij eerstgenoemde zich heeft bediend van pleitnotities die zijn overgelegd. Namens [X] c.s. is het woord gevoerd door hun in de aanhef van deze beschikking genoemde advocaat en door mr. R.H. Kroes, advocaat te Amsterdam, aan de hand van gezamenlijke pleitnotities die zijn overgelegd, alsmede door [geïntimeerde sub 26] , een van de partijen in dit geding en bij de bestreden beschikking tevens benoemd tot bestuurder van de hierna onder 3.1 te noemen stichting, eveneens aan de hand van pleitnotities. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling zijn van weerszijden nadere producties in het geding gebracht. Partijen hebben voorts enige vragen van het hof beantwoord.
Beide partijen hebben op een of meer punten bewijs van hun stellingen aangeboden.
Ten slotte is uitspraak bepaald.

2.Feiten

De rechtbank heeft in de in dit geding gegeven tussenbeschikking van 30 juni 2016, hierna ‘de tussenbeschikking’, onder 3, 3.1 tot en met 3.10, de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Over de juistheid van die feiten bestaat in hoger beroep geen geschil, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan, met dien verstande dat het hof mede acht zal slaan op enkele andere, hierna te noemen, feiten die tussen partijen niet in geschil zijn.

3.Beoordeling

3.1.
Loterijverlies.nl heeft op 3 juli 2008 de stichting Stichting Loterijverlies.nl opgericht, hierna ‘de stichting’. Vanaf de oprichting tot 29 februari 2016 is Loterijverlies.nl enig bestuurder van de stichting geweest. Vanaf 29 februari 2016 tot 23 maart 2017 is Breton Ltd., gevestigd te Guernsey, enig bestuurder van de stichting geweest. De stichting heeft volgens haar statuten tot doel het in en buiten rechte behartigen van de belangen van gedupeerden van kansspelen en het verrichten van daartoe bevorderlijke of daarmee verband houdende handelingen. Zij is in dit kader opgekomen voor de belangen van personen die mogelijk nadeel hebben ondervonden doordat, verkort weergegeven, bij trekkingen van de Staatsloterij vóór 1 januari 2008 geldprijzen niet werden getrokken uit het aantal verkochte loten, maar uit het grotere totale aantal loten dat voor verkoop beschikbaar was, ongeacht of deze daadwerkelijk waren verkocht, zonder dat dit voor deelnemers aan die loterij voldoende duidelijk was. De stichting heeft ter zake een rechtsgeding gevoerd tegen de organisator van de Staatsloterij, die zij misleidende mededelingen heeft verweten en die zij op deze grond wegens handelen in strijd met het bepaalde in artikel 6:194 BW (oud) heeft aangesproken. Bij arrest van 28 mei 2013 van het gerechtshof Den Haag is de stichting in het gelijk gesteld. De Hoge Raad heeft tegen dit arrest gerichte cassatieberoepen verworpen bij arrest van 30 januari 2015. Loterijverlies.nl en de stichting hebben in het maatschappelijk verkeer gezamenlijk opgetrokken, zijn met ongeveer 194.000 personen die zich als gedupeerde van de organisator van de Staatsloterij beschouwen, overeenkomsten aangegaan ter behartiging van hun belangen en hebben van die personen inschrijfgelden geïnd.
3.2.
Breton Ltd. was op de datum waarop de tussenbeschikking is uitgesproken, 30 juni 2016, de bestuurder van de stichting. Bij de tussenbeschikking is zij als zodanig geschorst en is in haar plaats [D] , hierna ‘ [D] ’, benoemd tot tijdelijk bestuurder van de stichting, mede om onderzoek te verrichten naar bepaalde financiële transacties waarbij de stichting betrokken is geweest en waarbij inschrijfgelden die door de hierboven bedoelde personen zijn betaald, zijn aangewend voor doeleinden waarvan de verenigbaarheid met het statutaire doel van de stichting niet dadelijk aannemelijk of inzichtelijk was. De beslissingen tot schorsing van Breton Ltd. als bestuurder en benoeming van [D] tot tijdelijk bestuurder, mede ter vervulling van de zojuist beschreven taak, zijn gegeven bij wijze van voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 223 Rv. Loterijverlies.nl en Breton Ltd. hebben van de tussenbeschikking zelfstandig hoger beroep ingesteld, in een procedure vóór het nu voorliggende hoger beroep, en daarbij de genoemde beslissingen bestreden. Bij beschikking van 31 januari 2017 heeft dit hof de tussenbeschikking op alle punten bekrachtigd. Breton Ltd. is vervolgens bij brief van 23 maart 2017 aan [D] per laatstgenoemde datum teruggetreden als bestuurder van de stichting. Zij was in het geding in eerste aanleg en in het hoger beroep van de tussenbeschikking partij, maar is dit nu niet meer. Ook de stichting was wel partij in het geding in eerste aanleg, maar thans niet meer.
3.3.
De beschikking die voorwerp is van het huidige principale en incidentele hoger beroep is een eindbeschikking, waarbij de rechtbank op verzoek van [X] c.s. met toepassing van artikel 2:299 BW heeft voorzien in de vervulling van twee ledige plaatsen in het bestuur van de stichting. Zij heeft hiertoe [geïntimeerde sub 26] , hierna ‘ [geïntimeerde sub 26] ’, en [B] , hierna ‘ [B] ’, benoemd tot bestuurders van de stichting, met bevel aan de griffier van de rechtbank om de desbetreffende beslissing in te schrijven in het handelsregister nadat de bestreden beschikking in kracht van gewijsde is gegaan. In het
principale beroepvecht Loterijverlies.nl de benoeming van de zojuist genoemde personen tot bestuurders van de stichting aan. Daartoe bestrijdt zij hetgeen de rechtbank in overweging 2.6 van de bestreden beschikking heeft overwogen met betrekking tot de op het bestuur van de stichting rustende taak (grief 1) alsmede de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechtbank in verband met het bepaalde in artikel 6 EVRM (grief 2). Loterijverlies.nl stelt verder bepaalde omstandigheden aan de orde die, volgens haar, hadden moeten worden meegewogen bij de vervulling van de ledige plaatsen in het bestuur van de stichting, waarbij zij onder meer de rol van [D] als tijdelijk bestuurder betrekt en waarbij zij uitdrukkelijk bezwaar maakt tegen de benoeming van [geïntimeerde sub 26] (grief 3). Zij verbindt aan de grieven, naast het verzoek tot vernietiging van de bestreden beschikking, verzoeken tot terugwijzing van de zaak naar een andere rechtbank dan de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, en verklaring voor recht dat voor het bestuur van de stichting geen taak is weggelegd ter zake van de onder 3.2 bedoelde financiële transacties – naar het hof begrijpt: – voor zover Loterijverlies.nl daarbij betrokken is. Loterijverlies.nl verzoekt voorts uitdrukkelijk de vernietiging van de beslissing tot benoeming van [geïntimeerde sub 26] .
3.4.
Bij haar verweerschrift in het incidentele beroep heeft Loterijverlies.nl de hierboven weergegeven verzoeken vermeerderd zoals vermeld aan het slot van dat verweerschrift, in het bijzonder met een verzoek strekkend tot benoeming van [A] tot bestuurder van de stichting en met een verzoek tot veroordeling van [X] c.s. tot schadevergoeding, op te maken bij staat. De vermeerdering van de verzoeken van Loterijverlies.nl bij het verweerschrift in het incidentele beroep gaat voorbij aan de regel dat de mogelijkheid voor de appellant – in een principaal beroep – om in hoger beroep verzoeken te doen of te vermeerderen, in beginsel beperkt is tot het beroepschrift en dat dit dus niet in een later stadium van het geding kan worden gedaan. Van omstandigheden die een uitzondering op deze in beginsel strakke regel zouden kunnen wettigen, is in dit geding niet gebleken. Hetgeen Loterijverlies.nl bij het verweerschrift in het incidentele beroep heeft aangevoerd, volstaat voor een dergelijke uitzondering in ieder geval niet. Het voorgaande brengt mee dat het hof geen acht zal slaan op de vermeerderde verzoeken van Loterijverlies.nl die zijn vermeld aan het slot van het verweerschrift in het incidentele beroep. Waar hierna wordt gesproken over de verzoeken van Loterijverlies.nl, wordt daarom uitsluitend gedoeld op de verzoeken die zij bij het beroepschrift heeft gedaan.
3.5.
De klachten van Loterijverlies.nl naar aanleiding van de overweging van de rechtbank onder 2.6 van de bestreden beschikking met betrekking tot de taak van het bestuur van de stichting (grief 1) miskennen dat die beschikking uitsluitend tot doel heeft, en niet verder strekt dan, de vervulling van de ledige plaatsen in het bestuur van de stichting die zijn ontstaan door het onder 3.2 genoemde terugtreden van Breton Ltd. als bestuurder. Als gevolg van dat terugtreden is het door de statuten voorgeschreven bestuur geheel komen te ontbreken. De rechtbank was daarom op grond van het bepaalde in artikel 2:299 BW bevoegd te voorzien in de benoeming van een of meer nieuwe bestuurders, aangezien [X] c.s. haar daarom in hun inleidende verzoekschrift hadden verzocht en [X] c.s. – naar tussen partijen niet in geschil is – als belanghebbenden in de zin van artikel 2:299 BW kunnen worden beschouwd, nu zij behoren tot de kring van personen die met Loterijverlies.nl en de stichting overeenkomsten zijn aangegaan en inschrijfgelden hebben betaald, zoals onder 3.1 bedoeld. Hetgeen de rechtbank met betrekking tot de taak van het bestuur van de stichting heeft overwogen, heeft met de hiervoor genoemde bevoegdheid om te voorzien in de benoeming van een of meer nieuwe bestuurders niets uit te staan en is voor de wijze waarop de rechtbank die bevoegdheid bij de bestreden beschikking heeft uitgeoefend, door de benoeming van [geïntimeerde sub 26] en [B] , niet dragend. De klachten van Loterijverlies.nl naar aanleiding van de desbetreffende overweging kunnen alleen al hierom niet leiden tot een andere beslissing ter zake van de vervulling van de ledige plaatsen in het bestuur van de stichting dan bij de bestreden beschikking gegeven. Die klachten doen aan de bevoegdheid van de rechtbank op grond van artikel 2:299 BW niet af, kunnen niet tot de gevolgtrekking leiden dat deze anders had moeten worden uitgeoefend dan de rechtbank heeft gedaan en behoeven daarom, bij gebrek aan voldoende belang, geen verdere bespreking.
3.6.
De klacht erop neerkomend dat de rechtbank niet onafhankelijk en onpartijdig heeft geoordeeld en dat Loterijverlies.nl daardoor in eerste aanleg verstoken is geweest van behandeling van de zaak door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht in de zin van artikel 6, eerste lid, EVRM (grief 2), steunt op aantijgingen en verwijten die met de hierboven besproken bevoegdheid van de rechtbank op grond van artikel 2:299 BW en de uitoefening daarvan bij de bestreden beschikking, hetzij in het geheel niets van doen hebben, hetzij geen voldoende duidelijk verband houden met de beslissing tot benoeming van [geïntimeerde sub 26] en [B] tot bestuurders van de stichting ter vervulling van de ledige plaatsen in het bestuur. De genoemde klacht faalt alleen al hierom. Dit geldt ook waar Loterijverlies.nl zich erop beroept dat een van de rechters die de bestreden beschikking heeft gegeven, te weten [E] , en [D] elkaar kennen en waar Loterijverlies.nl klaagt over de eerdere benoeming van [D] – bij de tussenbeschikking – tot tijdelijk bestuurder van de stichting. Noch het een, noch het ander, wettigt de gevolgtrekking dat de rechtbank bij de bestreden beschikking niet onafhankelijk en onpartijdig heeft geoordeeld en dat Loterijverlies.nl daardoor in eerste aanleg behandeling van de zaak door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht is onthouden. Het voorgaande geldt eveneens voor zover Loterijverlies.nl bezwaar maakt tegen de beslissing op zichzelf tot benoeming van [geïntimeerde sub 26] , die behoort tot de kring van personen die met Loterijverlies.nl en de stichting overeenkomsten zijn aangegaan en inschrijfgelden hebben betaald en die aldus belanghebbende is in de zin van artikel 2:299 BW. Deze omstandigheden maken niet dat de rechtbank niet als onafhankelijk en onpartijdig kan worden aangemerkt. Andere aantijgingen en verwijten van Loterijverlies.nl in dit hoger beroep houden daarvoor evenmin voldoende aanwijzingen in, ook niet waar Loterijverlies.nl klaagt over de wijze van gedingvoering in eerste aanleg, al was het maar omdat de desbetreffende klacht geen duidelijke betrekking heeft op de benoeming van [geïntimeerde sub 26] en [B] .
3.7.
De klacht erop neerkomend dat bepaalde door Loterijverlies.nl beschreven omstandigheden hadden moeten worden meegewogen bij de vervulling van de ledige plaatsen in het bestuur van de stichting, waarbij Loterijverlies.nl onder meer rept over gedragingen van [D] als tijdelijk bestuurder van de stichting, over diens vermeende banden met een derde die rechtsgedingen financiert en over de persoon van [geïntimeerde sub 26] (grief 3), gaat eraan voorbij dat bij de vervulling van de ledige plaatsen in het bestuur van de stichting, voor de rechtbank uitgangspunt moest zijn het bepaalde in artikel 2:299 BW en dat de rechtbank – op grond van die bepaling – daarbij verder zoveel mogelijk de statuten van de stichting in acht moest nemen. De door Loterijverlies.nl beschreven omstandigheden doen niet af aan dit uitgangspunt en evenmin aan de beoordelingsvrijheid die de rechtbank bij de toepassing daarvan toekomt. Loterijverlies.nl bestrijdt bovendien niet afdoende dat de rechtbank in de bestreden beschikking daadwerkelijk het bepaalde in artikel 2:299 BW en zoveel mogelijk de statuten van de stichting in acht heeft genomen, terwijl, voor zover zij dat al wel heeft willen bestrijden, de door haar beschreven omstandigheden niet tot de gevolgtrekking kunnen leiden dat de rechtbank het hiervoor genoemde uitgangspunt heeft verlaten of dat de bestreden beschikking daarmee in enig opzicht strijdig is. Evenmin volgt daaruit dat de rechtbank een andere rechtsregel heeft geschonden bij de beslissing tot benoeming van [geïntimeerde sub 26] en [B] tot bestuurders van de stichting ter vervulling van de ledige plaatsen in het bestuur. De klacht, wat daarvan verder ook zij, kan dus niet leiden tot de vernietiging van de bestreden beschikking. Zij behoeft daarom, bij gebrek aan voldoende belang, geen verdere bespreking. Het voorgaande brengt mee dat de grieven in het principale beroep geen van alle kunnen slagen. De verzoeken van Loterijverlies.nl bij het beroepschrift gaan alle van het tegendeel uit en zijn, bij gebrek aan een toereikende grondslag, niet toewijsbaar.
3.8.
In het
incidentele beroephebben [X] c.s. zich aanvankelijk gekeerd tegen het oordeel van de rechtbank om geen drie, maar twee personen te benoemen tot bestuurders van de stichting en om de eventuele benoeming van een derde bestuurder over te laten aan de twee bij de bestreden beschikking benoemde bestuurders, die daartoe op grond van artikel 3, tweede lid, van de statuten van de stichting zouden kunnen besluiten. Na de datum van de bestreden beschikking hebben de twee door de rechtbank benoemde bestuurders aldus metterdaad voorzien in de benoeming van een derde bestuurder, te weten [C] , die volgens de onweersproken mededeling van [geïntimeerde sub 26] tijdens de mondelinge behandeling van het hoger beroep sinds september 2017 deel uitmaakt van het bestuur van de stichting. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft het hof [X] c.s. voorgehouden dat nu de door de rechtbank benoemde bestuurders al hebben voorzien in de benoeming van een derde bestuurder en nu de verplichtingen van de bestuurders van de stichting door de wet en de statuten worden beheerst, ongeacht door wie zij zijn benoemd, geen waarneembare noodzaak bestond voor benoeming van een derde bestuurder door het hof. Daarop hebben [X] c.s. het incidentele beroep – met inbegrip van verzoek I daarin – laten varen voor zover dat is gericht tegen het hierboven bedoelde oordeel van de rechtbank. Het incidentele beroep is gehandhaafd voor zover daarin wordt opgekomen tegen het nalaten door de rechtbank om de bestreden beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren (grief 1 gedeeltelijk). In zoverre slaagt het beroep, aangezien de beschikking op grond van het bepaalde in artikel 360, tweede lid, Rv in hoger beroep alsnog uitvoerbaar bij voorraad kan worden verklaard, de kennelijke bezwaren van Loterijverlies.nl daartegen overeenkomen met of voortspruiten uit haar klachten over de inhoud van de bestreden beschikking en deze hierboven ongegrond zijn bevonden, en het hof ook overigens niet is gebleken van redenen die aan uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de bestreden beschikking aan de weg zouden moeten staan. Het hof zal die beschikking daarom hierna alsnog uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals [X] c.s. – in eerste aanleg – hebben verzocht. Hiermee is tegelijk het belang ontvallen aan verzoek II van [X] c.s. in het incidentele beroep, dat strekt tot inschrijving in het handelsregister van de voorziening in het bestuur zoals reeds is bevolen bij de bestreden beschikking, zodat dat verzoek niet toewijsbaar is.
3.9.
In het incidentele beroep betogen [X] c.s. verder dat Loterijverlies.nl door de wijze waarop zij zich in het geding in eerste aanleg heeft opgesteld en uitgelaten, misbruik van procesrecht heeft gemaakt, hierdoor tegenover [X] c.s. onrechtmatig heeft gehandeld en daarom in de daadwerkelijke kosten van het geding moet worden veroordeeld, op te maken bij staat (grief 2). Zij hebben op dit betoog voortbouwende en daarop aansluitende verzoeken gedaan (verzoeken III, IV en V), waarmee hun oorspronkelijke verzoeken zijn vermeerderd. Het hof volgt [X] c.s. niet in het genoemde betoog en zal hun daarop voortbouwende verzoeken dan ook niet toewijzen. Het heeft Loterijverlies.nl in beginsel vrijgestaan zich te verweren tegen de verzoeken die [X] c.s. in eerste aanleg hebben gedaan, nu buiten kijf staat dat eerstgenoemde in dit geding als belanghebbende kan worden beschouwd. Uit de enkele omstandigheid dat bij de wijze waarop Loterijverlies.nl haar verweer heeft gevoerd en de uitlatingen die zij in dit verband heeft gedaan, op onderdelen kanttekeningen en vraagtekens kunnen worden geplaatst, in het bijzonder waar het betreft haar voorstelling van zaken met betrekking tot Breton Ltd., volgt niet dat zij misbruik heeft gemaakt van procesrecht en aldus tegenover [X] c.s. onrechtmatig heeft gehandeld door de wijze waarop zij zich heeft verweerd. Uit de bedoelde kanttekeningen en vraagtekens volgt niet dat het gevoerde verweer als zodanig was gebaseerd op feiten en omstandigheden waarvan Loterijverlies.nl de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan zij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Dat het verweer, gelet op de evidente ongegrondheid daarvan, in verband met de betrokken belangen van [X] c.s. achterwege had behoren te blijven en dus misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen oplevert, kan daarom niet worden geoordeeld, mede gelet op de terughoudendheid die bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door een verweerder gepast is in verband met het onder meer door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op toegang tot de rechter, in welk recht besloten ligt dat Loterijverlies.nl zich in rechte heeft mogen verdedigen.
3.10.
De slotsom uit het bovenstaande is dat het principale en het incidentele beroep beide tevergeefs zijn ingesteld, wat laatstbedoeld beroep betreft behoudens voor zover daarin is opgekomen tegen het achterwege laten van uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de bestreden beschikking. Partijen hebben in hoger beroep geen feiten gesteld en te bewijzen aangeboden die kunnen leiden tot andere oordelen dan hierboven gegeven, zodat de bewijsaanbiedingen over en weer, als niet ter zake dienend, worden gepasseerd. De bestreden beschikking zal worden bekrachtigd en alsnog uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. De verzoeken van Loterijverlies.nl – in het principale beroep – zullen worden afgewezen en de vermeerderde verzoeken van [X] c.s. – in het incidentele beroep – eveneens. Loterijverlies.nl zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure in het principale beroep. [X] c.s. zullen worden veroordeeld in de kosten van de procedure in het incidentele beroep, nu zij daarin in overwegende mate in het ongelijk zijn gesteld, met dien verstande dat bij de kostenbegroting alleen in het principale beroep een vergoeding zal worden toegekend voor de mondelinge behandeling.

4.Beslissing

Het hof:
in het principale en in het incidentele beroep:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep en verklaart deze uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af de verzoeken van Loterijverlies.nl en [X] c.s. zoals in hoger beroep gedaan, respectievelijk vermeerderd;
veroordeelt Loterijverlies.nl in de kosten van de procedure in het principale beroep, tot op heden aan de zijde van [X] c.s. begroot op € 313,- aan verschotten en
€ 2.148,- voor salaris advocaat en op € 131,- voor nasalaris van de advocaat, te vermeerderen met € 68,- voor nasalaris en met de kosten van het betekeningsexploot ingeval niet binnen veertien dagen is voldaan aan de zojuist genoemde kostenveroordeling en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden alsmede, als betaling binnen veertien dagen uitblijft, te vermeerderen met de wettelijke rente over de genoemde bedragen vanaf de datum van het verstrijken van de genoemde termijn tot aan de dag van voldoening;
veroordeelt [X] c.s. in de kosten van de procedure in het incidentele beroep, tot op heden aan de zijde van Loterijverlies.nl begroot op nihil aan verschotten en
€ 537,- voor salaris advocaat;
verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.L.D. Akkaya, W.H.F.M. Cortenraad en D. Kingma en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2019.