Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
2.Stukken van het geding
3.Feiten
4.Standpunt van klagers
5.Standpunt van de gerechtsdeurwaarder
6.Beoordeling
ongegrondis verklaard, staat hoger beroep open.
7.Beslissing
28 maart 2019 te 11:00 uur;
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een klacht van klagers tegen een gerechtsdeurwaarder, die in hoger beroep is behandeld door het Gerechtshof Amsterdam. De klacht bestaat uit drie onderdelen, waarvan de kamer niet op één onderdeel is ingegaan. De gerechtsdeurwaarder was niet aanwezig op de zitting, maar kreeg de gelegenheid om te reageren op het klachtonderdeel waar de kamer niet op inging. De zaak betreft een eerdere beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders, waarin het verzet van klagers tegen een beschikking van de voorzitter van de kamer werd behandeld. De kamer had het verzet gegrond verklaard voor klachtonderdeel 3, maar ongegrond voor klachtonderdeel 2, waarbij de gerechtsdeurwaarder een berisping kreeg opgelegd. Klagers verwijten de gerechtsdeurwaarder onder andere dat hij nodeloos kosten heeft gemaakt door beslag te leggen op hun inboedel en dat hij de beslagvrije voet niet correct heeft gehanteerd. De gerechtsdeurwaarder heeft verweer gevoerd en stelt dat klagers niet-ontvankelijk zijn in hun hoger beroep. Het hof heeft de zaak aanhouden tot een volgende zitting, waarbij verder zal worden beslist over de klachtonderdelen en de vergoeding van reiskosten voor klagers.