ECLI:NL:GHAMS:2019:785
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Klacht tegen een gerechtsdeurwaarder met betrekking tot drukuitoefening in correspondentie
In deze zaak heeft klaagster, een appellante, op 27 augustus 2018 een beroepschrift ingediend tegen een beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam. De kamer had eerder op 31 juli 2018 het verzet van klaagster gegrond verklaard met betrekking tot een brief van de gerechtsdeurwaarder, waarin een geldboete van €1.000,- werd opgelegd. Het hof heeft de bestreden beslissing bevestigd, waarbij klaagster niet ontvankelijk werd verklaard in haar hoger beroep voor andere onderdelen van de klacht. De brief van 22 juli 2016, die door de gerechtsdeurwaarder was verzonden, werd als oneigenlijke drukuitoefening aangemerkt. Het hof oordeelde dat de gerechtsdeurwaarder geen druk mag uitoefenen door maatregelen aan te kondigen die niet daadwerkelijk kunnen worden genomen. De maatregel van de geldboete werd als passend en geboden beschouwd, en het hof besloot af te zien van een kostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 5 maart 2019.