ECLI:NL:GHAMS:2019:750

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 februari 2019
Publicatiedatum
7 maart 2019
Zaaknummer
23-003525-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis kantonrechter inzake overtreding van de Algemene Plaatselijke Verordening Amsterdam

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 19 september 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1989 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad, was in eerste aanleg veroordeeld tot een geldboete van 75 euro voor het in bezit hebben van een aangebroken fles alcoholhoudende drank op een door de burgemeester aangewezen weg in Amsterdam, te weten de Droogbak, op 20 augustus 2015. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 18 januari 2019 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman. Het hof heeft vastgesteld dat de tenlastelegging, ondanks enkele taal- en schrijffouten, voldoende duidelijk was en dat de verdachte niet in zijn verdediging is geschaad. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening was en niet voldeed aan de eisen van een vonnis.

Het hof heeft vervolgens het bewijs van de tenlastelegging beoordeeld en geoordeeld dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte de overtreding heeft begaan. De verdachte is vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De strafbaarheid van de verdachte is niet uitgesloten, en het hof heeft de op te leggen straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft uiteindelijk een geldboete van 75 euro opgelegd, ondanks het verzoek van de raadsman om een voorwaardelijke gevangenisstraf of toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, in verband met een mogelijke toekomstige ISD-maatregel.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003525-17
datum uitspraak: 1 februari 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 19 september 2017 in de strafzaak onder parketnummer 96-252916-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 januari 2019.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 augustus 2015 te Amsterdam, op een door de burgemeester aangewezen weg of weggedeelte, te weten de Droogbak, (een) aangebroken fles(sen) en/of blikje(s) inhoudende alcoholhoudende drank, te weten rum (bacardi), bij zich heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 20 augustus 2015 te Amsterdam, op een door de burgemeester aangewezen weg of weggedeelte, te weten Droogbak, een aangebroken fles inhoudende alcoholhoudende drank, te weten rum (Bacardi), bij zich heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van artikel 2.17, tweede lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 van Amsterdam.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kantonrechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete van 75 euro.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte tot dezelfde straf zal worden veroordeeld.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte niet in staat is een geldboete te voldoen. Tevens dat rekening dient te worden gehouden met het feit dat hoogstwaarschijnlijk op korte termijn de ISD maatregel aan de verdachte zal worden opgelegd. In dat kader verzoekt de raadsman slechts een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen of artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) toe te passen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte en heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een aangebroken fles rum aanwezig gehad op een openbare weg in Amsterdam, waar dat verboden was. Een geldboete is voor een dergelijke overtreding een passende sanctie. Het hof ziet in hetgeen de raadsman heeft aangevoerd over de draagkracht van de verdachte, mede gelet op het ontbreken van onderbouwende gegevens, geen reden om aan te nemen dat de verdachte niet in staat zal zijn een geldboete te voldoen.
Wat betreft het verweer om bij de strafmaat al rekening te houden met de op te leggen ISD maatregel, overweegt het hof dat op dit moment niet duidelijk is of deze maatregel zal worden opgelegd en zo ja, per wanneer. Het hof wenst dus bij het bepalen van de op te leggen straf niet vooruit te lopen op een eventuele toekomstige ISD maatregel.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke (wettelijke) voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 2.17 en 6 van de Amsterdamse Algemene Plaatselijke Verordening 2008.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking onder CJIB nummer [nummer].
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 75 (vijfenzeventig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) dag hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. W.M.C. Tilleman en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. N.E.M. Keereweer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 februari 2019.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]