In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 19 september 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1989 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad, was in eerste aanleg veroordeeld tot een geldboete van 75 euro voor het in bezit hebben van een aangebroken fles alcoholhoudende drank op een door de burgemeester aangewezen weg in Amsterdam, te weten de Droogbak, op 20 augustus 2015. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 18 januari 2019 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman. Het hof heeft vastgesteld dat de tenlastelegging, ondanks enkele taal- en schrijffouten, voldoende duidelijk was en dat de verdachte niet in zijn verdediging is geschaad. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening was en niet voldeed aan de eisen van een vonnis.
Het hof heeft vervolgens het bewijs van de tenlastelegging beoordeeld en geoordeeld dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte de overtreding heeft begaan. De verdachte is vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De strafbaarheid van de verdachte is niet uitgesloten, en het hof heeft de op te leggen straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft uiteindelijk een geldboete van 75 euro opgelegd, ondanks het verzoek van de raadsman om een voorwaardelijke gevangenisstraf of toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, in verband met een mogelijke toekomstige ISD-maatregel.