ECLI:NL:GHAMS:2019:744

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 februari 2019
Publicatiedatum
6 maart 2019
Zaaknummer
23-000355-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging door een groep mannen tegen een slachtoffer in Hoofddorp

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder vrijgesproken van openlijke geweldpleging, maar heeft in hoger beroep de beslissing van de rechtbank aangevochten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 7 april 2015 in Hoofddorp, samen met anderen, openlijk geweld heeft gepleegd tegen een slachtoffer in een cafetaria en winkelcentrum. Dit geweld resulteerde in lichamelijk letsel voor het slachtoffer. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor de vrijspraken, maar heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd voor het bewezen verklaarde feit van openlijke geweldpleging. De verdachte is schuldig bevonden aan het geweld en het hof heeft rekening gehouden met de verbeterde persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een taakstraf van 240 uur. Het hof heeft de straffen gematigd, mede vanwege de overschrijding van de redelijke termijn en het feit dat de verdachte sinds het incident geen nieuwe justitiecontacten heeft gehad.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000355-18
datum uitspraak: 19 februari 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 29 januari 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-870696-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
adres: [adres].

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1 en 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op het bepaalde in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.

Onderzoek van de zaak

Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 februari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor zover inhoudelijk nog aan de orde in hoger beroep, ten laste gelegd dat:
feit 3:
hij op of omstreeks 07 april 2015 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, openlijk, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten cafetaria Meerburcht en/of winkelcentrum Toolenburg gelegen aan de Markenburg, in elk geval op of aan een openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen tegen het lichaam van die [slachtoffer] en/of het geven van een knietje in/tegen het gezicht van die [slachtoffer], terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een orbitabodemfractuur en/of een nasale fractuur ten gevolge heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 april 2015 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, openlijk op een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten cafetaria Meerburcht en winkelcentrum Toolenburg gelegen aan de Markenburg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het slaan, stompen en schoppen tegen het lichaam van [slachtoffer] en het geven van een knietje in het gezicht van [slachtoffer].
Hetgeen onder 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft bij de keuze tot het opleggen van een voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging door met een groep mannen van de club “Alcatraz Wanted” geweld te plegen tegen [slachtoffer]. Niet alleen heeft de verdachte daarmee de openbare orde verstoord en inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, maar ook heeft hij, door als lid van een groep die zich als eenheid presenteerde tegenover een eenling een voor het slachtoffer angstaanjagende situatie gecreëerd.
Naar het oordeel van het hof doet de in eerste aanleg opgelegde straf, die ook is gevorderd door de advocaat-generaal en in lijn is met de straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd, in beginsel recht aan de ernst van het bewezen verklaarde. Het hof ziet evenwel – met de raadsman – aanleiding om in strafmatigende zin rekening te houden met de verbeterde persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Sinds het incident op 7 april 2015 heeft de verdachte geen nieuwe justitiecontacten gehad. Bovendien is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn. Mede om die reden zal het hof in plaats van vier maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden en een taakstraf van maximale duur opleggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonniswaarvan beroep voor zover inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart de verdachte
niet-ontvankelijkin het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het
onder 1 en 2ten laste gelegde.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het
onder 3ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf
niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. G. Oldekamp en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van
mr. L.M. Schoutsen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
19 februari 2019.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]