ECLI:NL:GHAMS:2019:727
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake ondertoezichtstelling van een minderjarige met betrekking tot de zorg en opvoeding door de moeder
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, waarbij een minderjarige onder toezicht is gesteld van een gecertificeerde instelling, De Jeugd- & Gezinsbeschermers. De moeder van de minderjarige, die het eenhoofdig gezag heeft, heeft in hoger beroep verzocht om de ondertoezichtstelling te vernietigen. De kinderrechter had op 29 augustus 2018 besloten tot ondertoezichtstelling, na een anonieme melding van kindermishandeling. De moeder betwist de gronden voor de ondertoezichtstelling en stelt dat zij niet voldoende is gehoord in de eerdere procedure.
Tijdens de mondelinge behandeling op 11 januari 2019 is de moeder, bijgestaan door haar advocaat, verschenen, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. De moeder heeft betoogd dat de zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige ongegrond zijn en dat zij voldoende zorg en opvoeding biedt. Het hof heeft vastgesteld dat de zorgen van de Raad voor de Kinderbescherming grotendeels zijn weggenomen, en dat de minderjarige inmiddels deelneemt aan zwemlessen en scouting. Het hof concludeert dat de gronden voor de ondertoezichtstelling niet meer aanwezig zijn en dat de ondertoezichtstelling met ingang van de datum van de zitting dient te worden beëindigd.
Het hof bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter voor de periode van 29 augustus 2018 tot 20 november 2018, maar wijst het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming af voor de periode na 20 november 2018. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer van het Gerechtshof Amsterdam en is op 5 maart 2019 openbaar uitgesproken.