ECLI:NL:GHAMS:2019:713
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake ondertoezichtstelling van minderjarigen door de Raad voor de Kinderbescherming
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, waarbij de kinderen [kind A] en [kind B] onder toezicht zijn gesteld van de gecertificeerde instelling Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. De ouders, [de moeder] en [de vader], hebben in hoger beroep gesteld dat de kinderen niet ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat zij zich leeftijdsadequaat ontwikkelen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft echter betoogd dat er wel degelijk zorgen zijn over de opvoedingsvaardigheden van de ouders en dat de kinderen in een gesloten gezinssysteem opgroeien, wat hun ontwikkeling zou bedreigen.
Tijdens de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat de ouders openstaan voor hulpverlening, maar dat er zorgen zijn over hun opvoedingscapaciteiten. Het hof heeft de situatie van de kinderen en de ouders zorgvuldig gewogen, inclusief rapporten van de Raad en verklaringen van de jeugdzorgwerker. Het hof concludeert dat de zorgen over de ontwikkeling van de kinderen onvoldoende zijn bevestigd en dat er geen ernstige bedreiging is voor hun ontwikkeling. De ouders hebben in het verleden hulp gezocht en zijn bereid om samen te werken met de hulpverlening.
Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd, omdat niet is voldaan aan de gronden voor een ondertoezichtstelling. De kinderen blijven bij de ouders wonen, en het hof heeft het verzoek van de Raad tot ondertoezichtstelling afgewezen.