Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
- de minderjarige [dochter] (hierna te noemen: [de minderjarige] );
- [de pleegvader] en [de pleegmoeder] , de pleegouders van voornoemde minderjarige (hierna te noemen: de pleegouders).
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van een moeder om het ouderlijk gezag over haar minderjarige dochter te herstellen. De moeder, die eerder onder curatele was gesteld, had in 2018 hoger beroep aangetekend tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland die haar verzoek om het ouderlijk gezag te herstellen had afgewezen. De rechtbank had geoordeeld dat herstel van het gezag niet in het belang van de minderjarige was, gezien de problematische situatie van de moeder en de hechting van de minderjarige aan haar pleegouders. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep zijn de moeder, haar advocaat, de gecertificeerde instelling (GI), de Raad voor de Kinderbescherming en de pleegouders gehoord. De moeder voerde aan dat zij in staat was om voor haar dochter te zorgen en dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar haar situatie. De GI en de raad stelden echter dat de moeder niet in staat was om een stabiele opvoedsituatie te bieden en dat het belang van de minderjarige voorop stond. Het hof concludeerde dat het verzoek van de moeder om het ouderlijk gezag te herstellen niet kon worden toegewezen, omdat dit niet in het belang van de minderjarige was. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en wees het verzoek van de moeder af.