[zus van betrokkene] is van mening dat de kantonrechter ten onrechte haar verzoek om tot mentor over [betrokkene] te worden benoemd heeft afgewezen en een professionele mentor heeft benoemd. De kantonrechter heeft deze beslissing slechts gemotiveerd met de vermelding van het feit dat [broer van betrokkene] bezwaren heeft tegen de benoeming van [zus van betrokkene] tot mentor. Wat die bezwaren concreet zijn blijkt nergens uit.
[zus van betrokkene] benadrukt dat het de uitdrukkelijke bedoeling van de wetgever is geweest dat de mentor een persoon is met wie de betrokkene een persoonlijke band heeft. De wet geeft een duidelijke voorkeur voor een familielid of levensgezel. Aan die wettelijke voorkeur wordt met de door de rechtbank gegeven beslissing niet voldaan.
[zus van betrokkene] voert aan dat zij tot 2008 met [betrokkene] en hun moeder heeft samengewoond in het ouderlijk huis. [betrokkene] verblijft sinds 2008 in een woonvoorziening van de Hartekamp. [zus van betrokkene] is altijd een vertrouwenspersoon voor [betrokkene] geweest en heeft veel dingen voor haar geregeld op het gebied van verzorging en gezondheid. Zij heeft dus eigenlijk - zonder officiële benoeming - als mentor gefunctioneerd. [broer van betrokkene] ondersteunde dat. Door de afwikkeling van de nalatenschap van de ouders is een verwijdering tussen [zus van betrokkene] en [broer van betrokkene] ontstaan, hetgeen ook een weerslag had op haar rol in de verzorging en begeleiding van [betrokkene] . Deze rol werd steeds kleiner (gemaakt).
[zus van betrokkene] is van mening dat een onafhankelijke mentor niet noodzakelijk is om het welzijn van [betrokkene] te waarborgen. [betrokkene] heeft behoefte aan een bekend persoon. [zus van betrokkene] wordt nu nergens in gekend en nergens bij betrokken. De mentor heeft inzage in het patiëntendossier en de zorgplannen van de Hartekampgroep. Daarbij dient de eigen capaciteit van [betrokkene] zoveel mogelijk te worden gehonoreerd. Dit deed [zus van betrokkene] in het verleden, door gezamenlijk activiteiten te ondernemen.
In het geval het hof van oordeel is dat een benoeming van (uitsluitend) [zus van betrokkene] tot mentor niet in het belang van [betrokkene] is, verzoekt [zus van betrokkene] haar als tweede mentor te benoemen. De wet geeft de mogelijkheid twee mentoren te benoemen, alsmede de mogelijkheid een mentor voor een bepaalde duur te benoemen. [zus van betrokkene] wenst daarom, als het hof van oordeel is dat een onafhankelijke mentor benoemd dient te worden, deze benoeming slechts zal gelden voor de duur van de afwikkeling van de nalatenschap. [zus van betrokkene] heeft hier ter zitting in hoger beroep aan toegevoegd dat [betrokkene] niet weet van de procedure over het mentorschap, maar dat zij wel aanvoelt dat er spanningen zijn tussen [broer van betrokkene] en [zus van betrokkene] . [zus van betrokkene] ziet [betrokkene] nog steeds regelmatig, zij wil graag mentor zijn zodat zij meer zeggenschap heeft en meer wordt betrokken bij de verzorging van [betrokkene] . [zus van betrokkene] heeft voorts verklaard dat de mentor geen kennismakingsgesprek met haar wilde voeren en dat zij de mentor niet geschikt acht.
In de onder 2.7 genoemde brief staat kort gezegd het volgende. Volgens [zus van betrokkene] blijkt uit het proces-verbaal dat [betrokkene] het contact met haar broer en zus op prijs stelt en dat met de broer en zus een vertrouwensband bestaat die niet met een onafhankelijke onbekende mentor kan worden opgebouwd. [zus van betrokkene] acht het van groot belang dat haar rol in de zorg voor [betrokkene] , voor zover het betreft haar algehele welbevinden en de zorg voor haar leefomstandigheden, wordt geformaliseerd.