ECLI:NL:GHAMS:2019:709
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake partneralimentatie en kinderalimentatie na echtscheiding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de alimentatieverplichtingen na de echtscheiding van partijen. De vrouw, verzoekster in het principaal hoger beroep, heeft in eerste aanleg een beschikking van de rechtbank Noord-Holland aangevochten, waarin de door de man te betalen kinderalimentatie voor hun minderjarige kind [kind A] was vastgesteld op € 170,- per maand tot 22 oktober 2017 en € 319,- per maand vanaf die datum. Daarnaast was de verzoek om partneralimentatie afgewezen. De man, verweerder in het principaal hoger beroep, heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de hoogte van de kinderalimentatie na de overdracht van de echtelijke woning.
Het hof heeft vastgesteld dat het huwelijk van partijen op 21 juni 2017 is ontbonden en dat zij samen twee kinderen hebben. De vrouw heeft in haar appelschrift een hogere behoefte aan alimentatie gesteld dan eerder was vastgesteld. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de financiële situatie van beide partijen en de behoefte van de vrouw aan een uitkering tot levensonderhoud.
Na beoordeling van de ingediende stukken en de mondelinge behandeling heeft het hof geoordeeld dat de man aan de vrouw in de periode van 21 juni 2017 tot 23 oktober 2017 geen uitkering tot levensonderhoud dient te voldoen. Van 23 oktober 2017 tot 1 april 2018 is de man de vrouw ter zake van partneralimentatie een bedrag van € 180,- bruto per maand verschuldigd. Vanaf 1 april 2018 is de partneralimentatie op nihil gesteld. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de alimentatieverplichtingen dienovereenkomstig vastgesteld.