In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 februari 2019 een beschikking gegeven in hoger beroep inzake de omgangsregeling tussen de man en de minderjarige, geboren in 2013. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft op 19 maart 2018 hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 20 december 2017, waarin het gezamenlijk gezag was beëindigd en de vrouw het eenhoofdig gezag over de minderjarige was toegewezen. De vrouw verzoekt om wijziging van de omgangsregeling, zodat de man de minderjarige iedere woensdag om 14:00 uur van school kan ophalen, in plaats van het eerder vastgestelde tijdstip van 12:30 uur.
Tijdens de mondelinge behandeling op 3 december 2018 was de man niet verschenen, terwijl de vrouw en de raad voor de kinderbescherming wel aanwezig waren. De raad heeft geadviseerd om een onderzoek te laten uitvoeren naar de omgangsregeling, gezien de verslavingsproblematiek van de man en het feit dat er sinds de zomer geen omgang heeft plaatsgevonden. De vrouw heeft aangegeven dat de minderjarige meer rust ervaart en niet meer naar de man wil gaan.
Het hof heeft besloten om een voorlopige omgangsregeling vast te stellen, waarbij de man de minderjarige voorlopig iedere woensdag om 14:00 uur van school ophaalt en om 17:30 uur bij de vrouw terugbrengt. Tevens heeft het hof de raad verzocht om een onderzoek in te stellen naar de omgangsregeling en de resultaten hiervan voor 21 april 2019 aan het hof te rapporteren. De behandeling van de zaak is pro forma aangehouden tot die datum.