In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 15 maart 2018. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar heeft in hoger beroep bekend. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak. Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter, behalve ten aanzien van de strafoplegging, die werd aangepast. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 weken, maar het hof heeft de straf gewijzigd naar een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van 10 dagen, met 7 dagen onvoorwaardelijk, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. Het hof heeft ook de psychische problematiek van de verdachte in overweging genomen, evenals zijn eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten. De verdachte is momenteel opgenomen in een forensisch psychiatrische instelling en heeft stappen ondernomen om zijn leven te stabiliseren. Het hof oordeelde dat het in het belang van zowel de verdachte als de samenleving is om een straf op te leggen die de verdachte opnieuw in detentie brengt, om zo recidive te voorkomen. De beslissing is genomen met inachtneming van de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht.