ECLI:NL:GHAMS:2019:648

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 januari 2019
Publicatiedatum
4 maart 2019
Zaaknummer
23-003006-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis politierechter met aanpassing van de bewijsvoering en vermindering van voorarrest op voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 15 augustus 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1990, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter. Tijdens de zitting in hoger beroep op 14 januari 2019 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week met een proeftijd van twee jaar. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsvrouw van de verdachte.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar met een belangrijke aanpassing. De raadsvrouw had aangevoerd dat de verklaringen van drie anonieme getuigen niet verifieerbaar waren. Het hof oordeelde echter dat deze getuigen in beginsel individualiseerbaar waren, omdat hun telefoonnummers bekend waren bij de verbalisanten. De verdediging had geen verzoek gedaan om deze getuigen te horen, waardoor zij niet kon klagen over de verifieerbaarheid van hun verklaringen. Het hof heeft de bewijsvoering van de politierechter vervangen door een nieuwe bewijsoverweging en heeft bepaald dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering moet worden gebracht op de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.

De beslissing van het hof houdt in dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal worden afgetrokken van de opgelegde gevangenisstraf, voor zover deze tijd niet al op een andere straf in mindering is gebracht. Dit arrest is uitgesproken op de openbare zitting van het gerechtshof en is gewezen door de meervoudige strafkamer.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003006-17
datum uitspraak: 28 januari 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 15 augustus 2017 in de strafzaak onder parketnummer
13-078746-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 januari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Vordering advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 week met een proeftijd van 2 jaren.

Vonnis waarvan beroep

Hetgeen door de raadsvrouw ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht noch de vordering van de advocaat-generaal of het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht heeft het hof tot andere beschouwingen en beslissingen gebracht dan die van de politierechter. Om die reden zal het hof het vonnis waarvan beroep bevestigen, met dien verstande dat:
  • de door de politierechter gebezigde bewijsvoering wordt vervangen door de onderstaande bewijsoverweging en de bewijsmiddelen die (in de gevallen waarin de wet dit vereist) in een later bij dit verkort arrest te voegen bijlage zijn vervat;
  • het hof alsnog zal bevelen dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering dient te worden gebracht op de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep gesteld dat de verklaringen die door drie ‘anonieme’ getuigen, afgelegd tegenover politieambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] niet verifieerbaar zijn. Deze stelling mist doel. In het proces-verbaal van bevindingen van 29 april 2017 van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] staat vermeld dat de telefoonnummers van de drie getuigen bij [verbalisant 1] bekend zijn. Daarmee zijn zij dus in beginsel individualiseerbaar en gelden zij niet als ‘personen wier identiteit niet blijkt’. Nu de verdediging geen gebruik heeft gemaakt van haar recht te verzoeken deze personen als getuigen te (laten) horen, kan zij niet met vrucht klagen over het niet verifieerbaar zijn van hun verklaringen. Voorts ziet het hof geen reden om aan de inhoud van de door deze getuigen afgelegde verklaringen te twijfelen, zodat niets aan het bezigen van die verklaringen tot het bewijs in de weg staat.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. H.A. van Eijk en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van mr. S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 januari 2019.