ECLI:NL:GHAMS:2019:576

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 februari 2019
Publicatiedatum
26 februari 2019
Zaaknummer
23-004182-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis met nadere overweging omtrent de opgelegde straf in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 27 november 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1975, had hoger beroep ingesteld tegen het eerder uitgesproken vonnis. Tijdens de zitting op 5 februari 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een taakstraf van 100 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk, had geëist, met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar met een aanvulling op de strafmotivering.

De raadsman van de verdachte betoogde dat een taakstraf niet passend was, verwijzend naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS, waarin een geldboete als uitgangspunt wordt genoemd. Het hof heeft echter geoordeeld dat, gezien de omstandigheden van de zaak, het opleggen van een taakstraf gerechtvaardigd is. De mishandeling vond plaats in een café en was gericht tegen een onbekend persoon, zonder enige aanleiding. Het hof achtte een geldboete in deze situatie niet passend en zag ook geen aanleiding voor een deels voorwaardelijke taakstraf, zoals geëist door de advocaat-generaal.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de politierechter bevestigd, met inachtneming van de overwegingen die in de uitspraak zijn opgenomen. Het arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de vermelding dat twee van de rechters buiten staat waren om het arrest te ondertekenen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-004182-17
Datum uitspraak: 19 februari 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 27 november 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-053687-17 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 februari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren waarvan 50 uren voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat de strafmotivering van de politierechter, zoals opgenomen in de aantekening van het mondeling vonnis, wordt aangevuld op na te melden wijze.

Nadere overweging omtrent de opgelegde straf

De raadsman heeft betoogd dat gelet op hetgeen is voorgevallen het opleggen van een taakstraf niet passend is. De raadsman wijst in dit verband op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg van Voorzitters van Strafsectoren van de gerechtshoven en rechtbanken (LOVS) waarin als uitgangspunt is geformuleerd het opleggen van een geldboete.
Het hof ziet in de omstandigheden van het geval aanleiding om aan de verdachte een taakstraf op te leggen. Het hof neemt daarbij mede in aanmerking dat de mishandeling heeft plaatsgevonden in een café jegens een de verdachte onbekend persoon en zonder enige aanleiding. Een geldboete acht het hof onder die omstandigheden niet passend. Voor een deels voorwaardelijke taakstraf, zoals door de advocaat-generaal geëist, ziet het hof evenmin aanleiding.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, mr. M.L. Leenaers en mr. M.B. de Wit, in tegenwoordigheid van mr. S. Vriend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 februari 2019.
Mr. M.L. Leenaers en mr. M.B. de Wit zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
[…]