ECLI:NL:GHAMS:2019:576
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van vonnis met nadere overweging omtrent de opgelegde straf in hoger beroep
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 27 november 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1975, had hoger beroep ingesteld tegen het eerder uitgesproken vonnis. Tijdens de zitting op 5 februari 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een taakstraf van 100 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk, had geëist, met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar met een aanvulling op de strafmotivering.
De raadsman van de verdachte betoogde dat een taakstraf niet passend was, verwijzend naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS, waarin een geldboete als uitgangspunt wordt genoemd. Het hof heeft echter geoordeeld dat, gezien de omstandigheden van de zaak, het opleggen van een taakstraf gerechtvaardigd is. De mishandeling vond plaats in een café en was gericht tegen een onbekend persoon, zonder enige aanleiding. Het hof achtte een geldboete in deze situatie niet passend en zag ook geen aanleiding voor een deels voorwaardelijke taakstraf, zoals geëist door de advocaat-generaal.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de politierechter bevestigd, met inachtneming van de overwegingen die in de uitspraak zijn opgenomen. Het arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de vermelding dat twee van de rechters buiten staat waren om het arrest te ondertekenen.