ECLI:NL:GHAMS:2019:575

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 februari 2019
Publicatiedatum
26 februari 2019
Zaaknummer
23-002626-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in vervolging wegens verjaring na eerdere veroordeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem. De verdachte was eerder bij verstek veroordeeld voor het medeplegen van kraken op 13 september 2011. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vervolging, een standpunt dat ook door de raadsvrouw werd ondersteund. Het hof heeft vastgesteld dat de verjaringstermijn voor de vervolging op 13 september 2017 is verstreken, zonder dat er voor die datum een nieuwe daad van vervolging heeft plaatsgevonden. De mededeling van de uitspraak was pas na deze datum aan de verdachte betekend, waardoor het hof concludeert dat het recht tot strafvervolging door verjaring is vervallen. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in zijn vervolging. Deze beslissing is genomen in het kader van de rechtsbescherming van de verdachte en de waarborging van een eerlijk proces.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002626-18
Datum uitspraak: 5 februari 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem van 13 september 2011 in de strafzaak onder parketnummer
15-115600-11 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 februari 2019.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 4 november 2010 tot en met 5 november 2010 te Zwanenburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning of gebouw, te weten een pand op het perceel [adres 2], waarvan het gebruik door de rechthebbende, te weten [slachtoffer], was beëindigd, en/of (vervolgens) met die ander(en), althans alleen, wederrechtelijk in die woning/dat gebouw heeft vertoefd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in zijn vervolging

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vervolging.
De raadsvrouw heeft zich op hetzelfde standpunt gesteld als de advocaat-generaal.
Het hof overweegt als volgt.
Op 13 september 2011 heeft de politierechter in de rechtbank Haarlem de verdachte bij verstek veroordeeld wegens het medeplegen van kraken. Dit vonnis wordt aangemerkt als een daad van vervolging. Deze vervolgingsdaad heeft, gelet op artikel 72 van het Wetboek van Strafrecht, de toen lopende verjaringstermijn gestuit en een nieuwe termijn van zes jaren doen aanvangen. Deze termijn is op 13 september 2017 verstreken. Uit de stukken van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is niet gebleken dat vóór 13 september 2017 een nieuwe daad van vervolging heeft plaatsgevonden. Uit het dossier volgt enkel dat de mededeling uitspraak pas na die datum, namelijk op 16 juli 2018, aan de verdachte in persoon is betekend en dat de verdachte vanaf dat moment bekend was met het vonnis.
Met het verstrijken van de verjaringstermijn is het recht tot strafvervolging van het Openbaar Ministerie ten aanzien van het ten laste gelegde door verjaring komen te vervallen. Naar het oordeel van het hof dient het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vervolging.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het Openbaar Ministerie ter zake van het ten laste gelegde niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L. Leenaers, mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en mr. M.B. de Wit, in tegenwoordigheid van mr. S. Vriend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 februari 2019.
Mr. M.L. Leenaers en mr. M.B. de Wit zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
[…]